'Let's Stick Together'
BRYAN FERRY - 1976
Het damesmeisje Mariee Sioux bracht gisteren in de Brussel zo goed als alle folknummers van 'Faces In The Rocks', aangevuld met enkele nieuwe nummers, waarvan 'Homeopathic' het best in het geheugen bleef hangen. Mariee imponeerde zowel met haar fingerpicking gitaarspel als met haar zuivere stem. De samenzang met haar vriendin zorgde daarbij voor extra mooie momenten. Alleen jammer dat we dit intimistisch concert staand moesten meemaken in een bomvolle AB CLUB. Misschien had Mariee, net als Eric de Jong een tijdje geleden, het publiek moeten vragen om te gaan zitten. Zou gepast hebben bij haar muziek. (Meer foto's)
De tijd van collectieve zinsverbijstering, ook wel ‘carnaval’ genoemd, is weer aangebroken. Meestal is dit een periode waarin slechte smaak en dito muziek hand in hand gaan. Het paard wordt weer in de gang gezet en de hele grote bloemkolen komen er dan nog eens extra bovenop. Dit jaar (kent-u-‘m-al?) zijn er de ‘balletjes van de koningin’ die ons in tijden van crisis door de Vastenavondperiode moeten helpen. Gelukkig wordt er aan de andere kant van de wereld, met name in New Orleans wél schitterende muziek gemaakt voor dit seizoen van het jaar. Dit bewijst onder andere deze ‘New Mardi Gras Classics’ cd die onlangs werd uitgebracht. In het jaar 2007 trommelde ene John Preble, songschrijver en inwoner van Abita Springs, gelegen ten noorden van New Orleans, zijn muzikale vrienden samen om onder de naam ‘The Abitians’ een Mardi Gras plaat op te nemen. In de liner notes op dit album lezen we dat de ambitie erin bestond een soort ‘Sgt. Pepper’s of Mardi Gras Music’ te creëren, met nieuwe, zelfgeschreven songs. Of deze plaat even succesrijk zal worden dan het roemrijke voorbeeld valt te betwijfelen maar het opzet is in ieder geval meer dan geslaagd. The Abitians (& Friends)zorgen voor een gezonde mix van New Orleans R&B, bluegrass, pop, gospel en cajun. De 16 songs (all written by John Preble) klinken volstrekt tijdloos en lijken nu al bijna klassiek, alsof ze er altijd al geweest zijn. Het door een heerlijke sax aangedreven ‘Koo Koo La Ba’ doet ons terugdenken aan Professor Longhair. ‘King Zulu’ verwijst duidelijk naar een andere beroemdheid uit de geschiedenis van de stad New Orleans, met name Louis Armstrong. En ook figuren als Dr. John en Fats Domino worden in de spirit van deze plaat op handen gedragen, zonder dat ze zelf één noot meespelen welteverstaan. Ook tekstueel valt er voldoende te genieten op dit album met uitlatingen als ‘The costumes you wore / would make a peacock jealous’ (Carnival Memories). Verder zijn er –uiteraard- verwijzingen naar Katrina (When The Levees Broke). En ‘The Prettiest Girl On Mardi Gras’ is het leukste vuil jeanetten lied dat we in jaren gehoord hebben. U hoort het, wij geraken al helemaal in de sfeer. Wie Aalst of Maastricht beu is, krijgt via deze cd uitzicht op het carnaval in New Orleans. In gedachten zie je ook daar de kleurrijke parades aan je voorbij trekken. Maar muzikaal is er een wereld van verschil. Absoluut een aanrader.
Wat doet een mens in de jaren ’70 als hij geen cash op zak heeft? Antwoord: hij betaalt met een cheque. Johnny Paycheck (1938-2003) is dan ook een country alternatief voor Johnny Cash, al hebben beide heren op zich weinig met mekaar gemeen, tenzij de liefde voor de (country) muziek. Wie er de biografie van Paycheck op naleest, ontdekt dat de man er een stevige reputatie als ‘slechterik’ op nahield. Tijdens zijn legerdienst moest hij voor de krijgsraad verschijnen wegens het afranselen van een overste. Eind jaren ’80 vloog hij nog eens twee jaar de bak in omdat hij na een ruzie een man losweg door het hoofd had geschoten. En ook daarna volgden nog vele veroordelingen voor onder meer sex met minderjarigen, belastingontduiking, alcohol- en drugsmisbruik en noem maar op. Zelf zijn naam was gestolen (van een bokser uit de jaren ’40). Johnny Paycheck speelde, zoals vele andere country artiesten, geen Bad Ass, hij was er gewoon zelf één. Slechts aan het eind van zijn leven keerde de man zich van het slechte pad af. Zo durfde hij op zijn concerten nu en dan al eens een vermanende vinger opsteken tegen druggebruik van de jeugd. Een mooie quote om zijn leven aan op te hangen verkreeg Paycheck van spitsbroeder Merle Haggard: ‘Being a fool is one thing, but knowing you’re a fool is just another thing”. Na zijn dood in 2003 (zelfde jaar als Cash) verscheen er een tribute album voor Paycheck waar onder andere Mavis Staples, Jef Tweedy, Marshall Crenshaw en Jim Lauderdale aan meewerkten. Paycheck zelf bracht tijdens zijn leven meer dan 30 albums uit. ‘Take This Job And Shove It’ (uit 1977) is zijn meest succesvolle plaat en wordt op deze cd samen uitgebracht met het album ‘Armed And Crazy” (uit 1978), met daarnaast nog enkele extra bonustracks. Samen is deze 2 in 1 collection goed voor 25 songs. Het fantastische ‘Take This Job And Shove It’, Johnny’s enige nummer één hit, werd in Amerika een vaste uitroep voor eenieder die zijn job beu was. Een soort ‘Maggie’s Farm’, maar dan van de seventies, zeg maar. Er verscheen zelfs een film onder dezelfde titel en ik kan me voorstellen dat dit nummer het in de vakbondskringen ook bijzonder goed moet hebben gedaan. Andere merkwaardige songs zijn onder meer de countryhonk “The Spirits Of St Louis”, de country parlando “Colorado Kool-Aid” en de dronkemanslap “Barstool Mountain”. De latere nummers uit “Armed And Crazy” kijken iets verder dan de countryneus van Johnny lang is. Zo ontpopt ‘Friend, Lover, Wife’ zich waarempel als en soort funknummer waarop Paycheck bijna als Dr. John klinkt. Maar laat ik vooral even uw aandacht vragen voor de volgende mooie songtitels die de wijsgerige vaardigheden van de doorsnee cowboy op de proef stellen: ‘Thanks To The Cathouse (I’m In The Doghouse With You)’ en ‘Just Makin’ Love Don’t Make It Love’. En mocht dat nog niet voldoende zijn kan ik u tenslotte verklappen dat er op deze Paycheck collectie genoeg steel guitars en fiddles te horen zijn om uw living tijdelijk in een saloon te veranderen. Pang!
Het was een aangename kennismaking met ‘Professional Hobo’ Seasick Steve, gisterenavond in bomvolle AB. De man is even oud als Bob Dylan en werd onlangs nog verkozen als ‘beste debutant’. Ook vanavond staat Zijne Zeeziekheid genomineerd op de Brit Awards voor ‘Best International Male Solo Artist’ en onlangs trad hij op in een volledig uitverkochte Royal Albert Hall in Londen. Seasick Steve is een fenomeen, zoveel is zeker. Hij speelt blues op een elektrische gitaar met maar drie snaren of op zelf geknutselde gitaren, gemaakt uit bijvoorbeeld wat hout en een sigarenkistje. Maar de gedrevenheid is er en hij weet zijn publiek elke seconde te boeien. 'It's All Good', hoorde je hem steeds maar weer herhalen, ook al viel zijn gitaar letterlijk uit elkaar. Met een beetje zwarte tape kom Steve zelfs dat euvel de baas. Zijn cd ‘I Started Out With Nothin And I Still Got Most Of It Left’ is de beste bluesplaat die ik in jaren hoorde. (Meer foto’s)
'Make me smile (come up and see me)'
STEVE HARLEY & COCKNEY REBEL - 1975
Wegens een langdurige griep is deze recensie wat blijven liggen,
Hoe zou Woody Guthrie klinken en vooral waarover zou hij zingen indien hij nu nog in leven was? Wie naar ‘Misfit Scarecrow’ van Sammy Walker luistert, komt dicht bij het waarschijnlijke antwoord. Geloof me, niemand (niet Dylan, niet Prine, niet Springsteen), vertegenwoordigt anno 2009 beter de muzikale erfenis van Guthrie en bij uitbreiding deze van de hele folk revival scene, dan de genaamde Sammy Walker. En toch is deze Walker geen imitator of een flauwe opportunist, maar in tegendeel zelf a true original, die de folk scene van de ‘60ties en ‘70ties van nabij heeft meegemaakt. Voor hetzelfde geld zou men deze plaat de beste Dylanplaat in jaren kunnen noemen, ook al is deze niet door Dylan himself gemaakt. Sammy Walker, afkomstig uit Georgia en nu residerend in North Carolina, werd muzikaal grootgebracht in de wereld van coffeehuizen en bars. Hij nam in de seventies enkele platen op voor Folkways en Warner Brothers, nadat niemand minder dan Phil Ochs hem aan een platencontract had geholpen. Misschien herinnert u zich wel zijn ‘Song For Patty’, dat zo op Dylan’s ‘The Times Are A-changin’ ‘ had kunnen staan. Of misschien hebt u in uw oude platenkast nog wel een exemplaar zitten van Sammy’s titelloze debuut-LP uit 1976? Zo niet is de kans dat u deze bijzondere artiest helemaal gemist hebt zeer groot. In de jaren ’80 leek de man plots van de aardbodem verdwenen. Begin jaren ‘90 verschenen nog een tweetal platen van hem, maar deze werden zo slecht verdeeld dat er nauwelijks iemand iets van merkte. Nu, veertien jaar na zijn laatste release, brengt de singer-songwriter ‘Misfit Scarecrow’ uit en dit is, dames en heren, een meesterwerk! In de liner notes verontschuldigt Walker zich enigszins voor zijn lange afwezigheid, stellende dat hij zichzelf steeds als een eenzaat gevoeld heeft die niet in staat bleek zich aan te passen aan de hoge eisen van de muziekindustrie, waarmee hij niets te maken wilde hebben. De muziek die hij meer dan dertig jaar geleden maakte, maakt hij nu nog steeds maar dan over andere onderwerpen, want als Walker in iets uitblinkt ,is het wel in het schrijven en zingen van ‘topical songs’. Sammy zelf speelt gitaar, piano, mondharmonica en als het moet zelfs een stukje banjo en wordt ,zo nu en dan, nog extra begeleid door zijn vriend Tony Williamson, die de boel wat opfleurt met wat aangename streepjes mandoline. oogtepunten vernoemen op deze plaat is moeilijk omdat de collectie van 16 songs (waarvan er 14 zelfgeschreven werden) geen enkel zwak nummer bevat. De sociale schets ‘Crazy Billy’ over een dorpsidioot die op een eenzame hotelkamer leeft, doet wat denken aan vintage John Prine, al is de mondharmonica aan het eind wel weer 100 % Dylan. Op ‘Another Sad Song About You’ is het miserie troef: ‘My mama she’s got cancer / she gave it such a battle before she died/ And Daddy he found comfort / In the bottle he no longer has to hide’. Op de titelsong ‘Misfit Scarecrow’, een soort countryblues, begeleidt Walker zichzelf op de banjo en zou je zweren dat je met Pete Seeger te doen hebt. ‘And The Mississippi Delta Cried’ vertelt het droeve verhaal van de moord op de zwarte jongen Emmett Till, die meer dan een halve eeuw geleden gepleegd werd. Waarom Walker deze gebeurtenis oprakelt, vertelt hij ook in de song: ‘Hatred and injustice still linger on today / If we choose to forget the past / The devil's let out to play’. Maar wie nu denkt dat Walker alleen in het verleden graaft heeft het ook mis. ‘In The Year Twenty-o-Four’ zingt de zanger over de grote Tsunami van 2004, in dezelfde stijl en met dezelfde intensiteit als Woody Guthrie dat ooit deed in zijn Dust Bowl Ballads. En in ‘If Jesus Don’t Show’ haalt Sammy uit naar de mensen die de global warming enkel zien als het welgekomen voorspel van het langverwachte laatste oordeel. Afsluiten doet Sammy Walker in schoonheid met de ironische countryblues ‘Someday I’m Gonna Rock And Roll’, waar zelfs Dylan, qua zelfspot , iets van kan leren. Als er trouwens ooit een Grammy categorie ‘Beste Bob Dylan Plaat, Niet Opgenomen Door De Man Zelf’ in het leven wordt geroepen, is deze Sammy Walker torenhoog favoriet. U leest het, we zijn niet een klein beetje enthousiast. Wie ook maar een beetje Guthrie, Seeger, of Dylan in het hart draagt, kan niet om deze plaat heen. Verplichte aanschaf.
Terwijl het water van de Demer dezer dagen hoog staat in Zichem, is de hoop op een spoedige restauratie van de Maagdentoren tot op een dieptepunt gedaald. Lees ook dit.
De Modekoning YSL heeft me nooit echt geïnteresseerd. De kunstcollectie die deze man om zich heen verzamelde, spreekt me (deels) des te meer aan. Enkele topstukken, waaronder bovenstaand schilderij van James Ensor, Le désespoir de Pierrot, maar verder ook werk van Picasso, Mondriaan, Cézanne, Braque en Matisse zijn vandaag 7 en morgen 8 februari te bekijken in het veilingshuis van Pierre Bergé, Grote Zavel 40 te 1000 Brussel. Deze werken worden op 23, 24 en 25 februari geveild bij Christies in Parijs. Een bezoek loont absoluut de moeite. Gratis toegang.