zondag, augustus 29, 2010
Eric Burdon blijft een (rock)beest
Het uit Erps-Kwerps afkomstige Ganashake bevestigde in het voorprogramma. Di trio is aardig op weg de Belgische blueshoop in bange tijden te worden. De jonge groep, opgericht in 2009, stond dit jaar ook al op het BRBF, (Ge)Varenwinkel en later nog Binkom Blues geprogrammeerd en bruist van jeugdige energie. Dat ze goed naar de oude platen van Rory Gallagher, The Cream, Jimi Hendrix en Ian Siegel geluisterd hebben hoor je van mijlenver. We onthouden van dit optreden vooral een prima cover van ‘Give Me Back My Wig’ (Hound Dog Taylor), maar zullen een volgende keer toch ook onze oordopjes niet vergeten want deze mannen spelen werkelijk loeihard.
Daarna is het wachten op Eric Burdon, de legendarische zanger van The Animals. Naast zijn verdiensten als artiest, staat de zanger ook bekend als bevoorrechte getuige van de muziekwereld in de jaren ’60 en ’70 en verder nog om allerlei fratsen die hij in zijn persoonlijk leven verrichte. Zo was de man erbij toen zijn boezemvriend Jimi Hendrix stierf in Londen, verjoeg hij ooit de apestonede Jim Morrison uit zijn huis met een magnum .44 pistool, sloeg Johnny Rotten op het gezicht toen die iets lelijks zei over The Animals, werd in een Duitse cel gegooid omdat hij contact onderhield met leden van de terroristische Baader-Meinhof groep, was dikke maatjes met Lennon en John Lee Hooker, werd door Brian Jones (en vele anderen) beschouwd als de beste blueszanger van het blanke ras, beweert nog steeds dat, n.a.v. zijn cover van 'The House of the Rising Sun' Bob Dylan besloot om ook 'electric' te gaan spelen, diende The Who tot voorbeeld om instrumenten te vernietigen op het podium, liet Andy Summers (The Police) in zijn groep debuteren als gitarist,... Een gevuld leven, zeg maar, voor de uit Newcastle afkomstige zanger die er anno 2010 ongeveer uitziet als een kruising tussen een buitenwipper van een ongure stripteasetent en overjaarse Britse voetbalhooligan. Maar artistiek gezien doet dit er uiteraard weinig toe.
Toen na de pauze de zaallichten doofden, bleef het publiek minutenlang in het donker staan, wat aanvankelijk enige ergernis opwekte. Maar het werd al snel duidelijk dat iemand met een ego als dat van Eric Burdon pas opkomt wanneer hij dat beslist. Uiteindelijk verschenen the (vernieuwde) Animals, tegenwoordig bestaande uit Billy Watts (Gitaar), Terry Wilson (Bas), Red Young (Orgel/Keyboards) en Brannen Temple (Drums), dan toch op het podium en openden met een Roxy Music-achtige intro. Pas daarna zagen we Eric Burdon (kop thee in de hand) de kleedkamer verlaten om even later de planken te betreden en vocaal uit te barsten in ‘When I Was Young’. Nu de zanger met zijn 69 lentes in de herfst van zijn leven staat, lijkt de song toch een wat ander perspectief meegekregen te hebben dan het psychedelische origineel uit 1967.
De monsterhit ‘Don’t Let Me Be Misunderstood’ duikt vroeg in de set op en krijgt ook een wat meer eigentijdse (reggae) behandeling, desalniettemin staat de song nog steeds als een huis. Dat is onder meer te danken aan het feit dat er nog geen grammetje sleet zit op de stem van Eric Burdon. De man is immers, tussen het zingen door, nog steeds in staat tot het slaken van een machtige schreeuw waarvan je nekharen pal rechtop gaan staan.
‘San Francisco Nights’ (ook uit 1967) sluimert aangenaam voorbij waarna ‘Red Cross Store’ (2006) dienst doet als het enige recente nummer in de setlist. Even later krijgen we een flard ‘I Don’t Wanna Be A Soldier’ (Lennon) toebedeeld, maar het is wachten op ‘It’s My Life’ tot het concert werkelijk op kruissnelheid komt. De versie die we te horen krijgen leunt dicht aan bij de sound van The Animals anno ‘65. Hammond en keyboards vermengen zich met gitaren en de opzwepende stem van Burdon onderstreept met glans het rebelse karakter van deze song.
Daarna doet Burdon verder waar hij goed in is, namelijk het briljant vertolken van andermans werk op het snijpunt van blues, rhythm & blues en rock’n’roll. Tijdens ‘Boom Boom’ laat de zanger zich van zijn beste blueskant horen. The Animals –vergeef me de woordspeling- rocken als de beesten in het van Ike & Tina Turner bekende ‘River Deep, Mountain High’. Bandleden krijgen ieder erg veel ruimte om te soleren, maar doen dat uitstekend, terwijl de zanger zich dan even op de achtergrond plaatst met een koebel of een tamboerijn. De meer dan verdienstelijke gitarist Billy Watts en ouwe getrouwe Red Young, meesterlijk op Hammond en keyboards, verdienen tijdens deze momenten het meest open doekjes.
Jammer dat Burdon zijn concert ontsiert door af en toe wat onnodig te staan kankeren. Eerst krijgt een sms’end meisje op de voorste rij een “Fuckin’ Hell, I just don’t get it!” naar het hoofd geslingerd en enige tijd later scheldt het Animals opperhoofd een securityman om onduidelijke redenen de huid vol. Als Eric enige tijd later zich zingend afvraagt ‘Why Can’t We Live Together?’ hebben wij een alvast een flauw vermoeden waarom…
Natuurlijk zou dit concert niet compleet zijn zonder een versie van de grootste Animals hit ‘The House Of The Rising Sun’, die onder Burdon’s 60’ties behandeling een bijna mythische status kreeg. Nu kreeg deze klassieker een ‘barkruk’ vertolking met aanvankelijk een akoestische gitaarbegeleiding, die na enige strofes naadloos overging in een volledig elektrische versie. Mooi, maar zeker niet het hoogtepunt van de avond.
Neen, dan genoten we meer van het lang uitgesponnen dynamische bisnummer ‘We Gotta Get Out Of This Place’, waarbij The Animals nog eens alle registers opentrokken en waarbij het CC Magritte langzaam transformeerde in een zinderende dierentuin. (Enig surrealistisch taalgebruik is hier op zijn plaats, dachten we.) Daarna vonden Eric Burdon en de zijnen dat het mooi geweest was. En wij, wij zouden deze nog steeds geniale blanke bluesrot absoluut niet durven tegenspreken.
Dit prima georganiseerd concert verdiende overigens een dikke pluim, die we graag op CC Magritte’s bolhoed spelden. We kijken al uit naar de volgende optredens aldaar. (Meer foto's)
maandag, augustus 23, 2010
Leonard Cohen onberispelijk heer en meester in Gent
Terwijl de avondzon nog volop scheen en vele mensen enigszins te laat toestroomden, huppelde een onberispelijk geklede Cohen vrolijk het grote podium op, groette de massa hartelijk en zette stemmig in met ‘Dance Me To The End Of Love’. Toegegeven, het voelde ietwat vreemd aan om de man in het daglicht te beluisteren, want we associëren Cohen en zijn muziek toch eerder met de duisternis. Maar veel tijd om hierover te mediteren kregen we nauwelijks want een concert als dit zuigt meteen alle aandacht naar zich toe. Een half dozijn superieur gebrachte klassiekers passeerden de revue (zie setlist), uitmondend in een eerste hoogtepunt: het door de Spaanse bandurriaspeler Javier Mas van een intense intro voorziene ‘Who By Fire’. En Mas is slechts één van de absolute topmuzikanten die de band van Cohen rijk is. Bassist Roscoe Beck schitterde onder meer tijdens hetzelfde nummer, Keyboardspeler Neil Larson toetste de hele avond op hoog niveau, terwijl het spel van gitarist Bob Metzger niet minder dan geniaal genoemd kan worden. Drummer Rafael Bernardo Gayol, Dino Soldo (op allerlei ‘instruments of wind’), achtergrondzangeressen Sharon Robinson en The (sublime) Webb Sisters vervolledigen dit grandioze dectet. Nog steeds neemt de zanger (letterlijk) de hoed af voor zijn groepsleden, waarbij hij hen, volledig terecht, allerlei fraais toedicht. Tijdens vorige concerten deed hij dit soms net iets te vaak, maar de meester heeft ook hierin leren doseren.
Hoewel de setlist voor het grootste deel hetzelfde oogde als deze van zijn vorige Belgische concerten, trakteerde Leonard Cohen zijn publiek toch op drie nieuwe nummers, waarvan er twee teruggrepen naar de Blues en het derde het best kan omschreven worden als een typische Cohen gospel. Het eerste nieuwe nummer, ‘The Darkness”, dook voor het eerst vorig jaar in Leonard’s programma op en is zoals de titel al laat vermoeden een gitzwarte reflectie over het leven in het algemeen en over een (liefdes)relatie in het bijzonder. De song transformeert Cohen meteen tot een dylaneske bluesman, genre ‘Time Out of Mind’. “I caught the darkness baby /Drinking from your cup/ I caught the darkness baby / from your little ruby cup / I said is this contagious? / You said ‘just drink it up’”. Zoals bij elke goede Cohen-song hoeft de meerduidigheid in de lyrics nauwelijks te worden onderstreept.
Het tweede nieuwe nummer ‘Born In Chains’ volgde meteen al op het eerste. Dit gospelachtig lied bezingt de Joodse uittocht uit Egypte, waarschijnlijk als metafoor voor één van Leonard Cohen’s favoriete thema’s: de vrijheid van de ziel.
Na een gesmaakt bezoek aan het ‘Chelsea Hotel’ en een intens ‘Anthem’ stuurde de zanger ons omstreeks half tien de pauze in. Tijd om even de benen te strekken en van gedachten te wisselen over de unieke prestatie van de nu toch al bijna 76-jarige Canadees. “Leonard Cohen is één van de allerbeste performers ter wereld” was een veelgehoorde klank. We konden dit alleen maar stellig beamen.
Het begin van het tweede deel viel ongeveer samen met de ingevallen duisternis over het Gentse Sint-Pietersplein. Cohen, staande achter een synthesizer, bracht vocaal ondersteund door Robinson en The Web Sisters eerst een doorleefde versie van één van zijn lijfliederen ‘Tower Of Song’. Leonard’s onverwoestbare klassieker ‘Suzanne’, werd zoals verwacht onthaald op een zomers applaus en een paar songs later toverde de zanger met ‘Feels So Good’ het laatste, en misschien wel sterkste, nieuwe nummer uit zijn herenhoed.
Ook nu weer moesten we onwillekeurig aan Dylan denken. Het bluesy ‘Feels So Good’ is slechts zeer recent aan Cohen’s setlist toegevoegd en de tekst durft tijdens zijn laatste optredens al eens te variëren, alsof de definitieve versie nog niet gevonden werd. In dit bittere lied lijkt de singer-songwriter af te rekenen met een oude geliefde, zonder zich er evenwel helemaal van te kunnen bevrijden, ook weer typisch Cohen natuurlijk. “Feels so good / not to love you like I did / It’s like they tore away the blindfold and they said we’re gonna let this prisoner live”.
Tijdens het laatste deel van het concert plukte de zanger naar hartelust verder pareltjes uit zijn rijk gevulde oeuvre. Sharon Robinson kreeg haar moment de gloire tijdens ‘Boogie Street’. ‘Hallelujah’ dreef op een orgelbegeleiding waar alle Gentse kerken en kathedralen van droomden en tijdens de uitgebreide bisrondes wist vooral het blauwverlichte ‘Famous Blue Raincoat’ tot in de ziel te raken.
Vermelden we tenslotte nog een door The Webb Sisteres engelachtig naar de sterren gezongen ‘If It Be Your Will’, een feestelijk ‘Closing Time’ en een ultiem ‘I Tried To Leave You’ en u zal begrijpen dat Gent helemaal aan de voeten lag van de Canadese meester.
First he took Bruges, Brussels, Antwerp & Ghent and then he’ll take… Hasselt? Limburgers, hou jullie alvast klaar volgend jaar. (Meer foto's)
dinsdag, augustus 17, 2010
Jazz-zangeres Abbey Lincoln overleden in New York
maandag, augustus 16, 2010
Meeting Jerry Schilling from the Memphis Maffia
Jerry Schilling (Memphis, 1942) ontmoette Elvis reeds in 1954. Al snel werd hij bevriend met Presley en hij zou tot 1977 één van zijn naaste vertrouwelingen blijven. Jerry schopte het tot jongste lid van de zogenaamde 'Memphis Maffia', de onmiddellijke entourage van Presley. Deze man was erbij toen Elvis The Beatles ontmoette in 1966, ging mee op tournee met de King, hing jarenlang rond in Graceland en ontmoette samen met Elvis president Nixon in The Oval Office. Voor zijn bewezen diensten kocht Elvis het huis waar Schilling tot op de dag van vandaag nog steeds in woont. Schilling was ook één van de mensen die de kist van Elvis droeg op diens begrafenis. Enkele jaren geleden schreef Jerry Schilling zijn herinneringen neer in het boek 'Me And A Guy Named Elvis'. Elvis Presley stierf vandaag precies 33 jaar geleden.
donderdag, augustus 12, 2010
U2 opent in Turijn met wereldklasse
Er werd dan ook aardig gespeculeerd over wat de band er in Turijn zou van bakken. Zou Bono wel fit genoeg geraken voor een nieuwe Europese tournee? Klopte het dat de groep nieuwe nummers had ingestudeerd? Wat mochten we eigenlijk nog verwachten van U2, nu Bono de kaap van de vijftig voorbij is? Zou Turijn een afgang worden en lag de lijkwade voor Bono al klaar? Bewust van dit soort vragen waar het internet dagenlang van gonsde, bereidde de groep zich bijzonder goed voor op dit openingsconcert. Met de regelmaat van de klok berichtten fans die kampeerden voor het Stadio Olympico (de thuisbasis van zowel Juventus als FC Torino) over grote U2 bedrijvigheid en lange repetitierondes. Op de vooravond van de grote dag werden deze trouwe fans na de ultieme repetitie trouwens door Bono & Co getrakteerd op zowel pizza als op handtekeningen van zichzelf en de andere groepsleden, hetgeen scènes opleverde die op de morgen van de zesde augustus zowat alle Italiaanse kranten sierden.
De Britse groep Kasabian kreeg dit keer het voorprogramma toebedeeld. De band die in Engeland al een paar jaar lang brokken maakt (onder meer als winnaar van diverse muziekprijzen zoals de Brit Award voor ‘beste groep’) en in de UK stilaan Oasis naar de kroon steekt, deed het meer dan behoorlijk in Turijn. Lefgozer Tom Meighan bewees (net zoals hij in de AB enkele maanden geleden liet zien) dat hij weet hoe hij een (groot) publiek moet bespelen. Bovendien heeft Kasabian met Sergio Pizzorno een klassebak van een gitarist in huis. Met song als ‘Where Did All The Love Go?’, ‘Vlad The Impaler’ en vooral ‘Fire’ (door MOJO nog verkozen tot song van het voorbije jaar) oogstte Kasabian bij de Italianen net iets meer dan het gebruikelijke beleefdheidsapplaus, wat op zich geen slecht resultaat was want iedereen wachtte natuurlijk op de supergroep uit de Ierse Republiek.
U2 liet op zich wachten tot op het moment van volledige duisternis. Op de tonen van Bowie’s ‘Space Oddity’ beklommen Bono, The Edge, Adam Clayton, Larry Mullen Jr. het immense podium en zetten meteen een splinternieuw instrumentaal nummer in, waarvan we later horen dat het ‘Return of the Stingray Guitar’ heet. 42.000 uitzinnige Italianen juichen de zwartlederen, uitdagend dansende Bono luidkeels toe. De eerste rijen vormen met honderden groen , wit, oranje gekleurde papiertjes de wapperende Ierse vlag. Wat verder zwaaien dolenthousiaste mensen met ontelbare rode ballonnetjes, duizenden fotoflitsen verlichten het stadium, kortom: feest! ‘To-ri-noooo’ schreeuwt Bono en meteen daarna jaagt The Edge de intro van ‘Beautiful Day’ het universum in, waarop het stadium even later bij het refrein helemaal op zijn grondvesten davert. Werkelijk iedereen klapt en zingt mee, quasi onmogelijk om hiervan niet onder de indruk te geraken. ‘What Time Is It In The World?’ wilde Bono retorisch weten. Het daarop volgende ‘Magnificent’ is opnieuw een schot in de roos. The Edge laat zijn gitaar stotteren en stuiten, Adam en Larry houden het ritme strak, het ‘Only Love’-stukje krijgt opnieuw een massale samenzang. …
Zo davert de U2 pletwals onverstoort verder over het nachtelijke Turijnse Stadio Olympico . Klassenummers als ‘Mysterious Ways’ en ‘I Still Haven’t Found What I’m Looking For’ zetten de plek eens te meer in vuur en vlam. Tussendoor laat Bono de Italianen eventjes ‘Happy Birthday’ zingen voor de pas twee dagen later jarige The Edge (49). Even later vraagt de zanger onze onverdeelde aandacht voor een nieuwe song, ‘Northstar’ genaamd. Stadiumverlichting gaat uit en duizenden aanstekers en mobiele lichtjes zijn een tijdlang de enige verlichting in de arena. Het nummer zelf is een akoestisch pareltje dat moeiteloos zijn weg naar de sterren vindt. Alsof dat nog niet genoeg is trakteert U2 ons daarna nogmaals op een splinternieuw nummer dat de titel ‘Glastonbury’ meekreeg, opgedragen aan het bekende muziekfestival (waarop zowat alle bekende artiesten ooit hebben gestaan, behalve U2 zelve). ‘Glastonbury’ blijkt een oerstevige rocksong van typische U2-signatuur (genre ‘Vertigo’) en stevent ongetwijfeld af op een mooie (Live) toekomst. Tot zover de primeurs, dachten Bono en zijn orkestje die daarna weer overschakelden op bekend materiaal
We onthouden vooral het aardige ‘In A Little While’, begeleid met videobeelden van ‘onze’ Frank De Winne, het deels in het Italiaans gezongen ‘Miss Sarajevo’, het wonderschone ‘City Of Blinded Lights’ en het onvermijdbare ‘Sunday Bloody Sunday’. Bono, de wereldverbeteraar maakte ook nu weer wat welgemeende promotie voor Amnesty International en via een videoboodschap van de Zuid-Afrikaanse Bisschop Desmond Tutu leerden we dat we ons als ‘ONE’ moesten gedragen, hetgeen dan weer een goede aanleiding bleek om de song met dezelfde titel de arena in te sturen. Vermelden we tenslotte nog ‘With Or Without You’ en ‘Moment of Surrender’ als ultieme orgelpunten van een concert dat ons nog lang zal bijblijven. We konden niet anders dan concluderen dat U2, met een magnetiserende frontman als Bono , een vlijmscherpe gitarist als The Edge en last but not least een ijzersterke ritmesectie als die van Clayton en Mullen absolute wereldklasse blijft.
Tijdens het verlaten van de Italiaanse voetbaltempel bemerkten we alleen maar tevreden gezichten. De niet officiële merchandising die overal in de straten van Turijn werd aangeboden verkocht nog tot diep in de nacht als zoete broodjes. De volgende morgen blokletterde ‘La Stampa’: ‘U2 a Torino, concerto leggenda per i santi rockettari’. Geen woord van gelogen.
Toch geven we nog graag deze uitgeleide mee: wie sowieso allergisch is voor dit soort megaconcerten, blijft in september best weg uit het Koning Boudewijnstadium. Maar voor anderen, die niet schuw zijn voor uitvergrote showelementen, genre The Rolling Stones op Werchter, is deze 360° tour van U2 een stevige aanrader.
(Meer Foto's of Lees)
woensdag, augustus 11, 2010
Alice Cooper springlevend in ’Theater des Doods’
Om de show die de man opvoert is het natuurlijk deels te doen, maar wie denkt dat dit volledig ten koste gaat van de muziek is slecht geïnformeerd. Cooper weet zich de laatste jaren immers te omringen met een horde jonge muzikanten die spelen met de gretigheid van hongerige wolven die bloed ruiken (wat in het geval van Alice Cooper wel eens zou kunnen, al zal het hier dan wel om namaakbloed gaan). Moord en doodslag blijft immers hét centrale thema in Alice’s ‘Theatre of Death’ tour. Maar terwijl Cooper tijdens zijn beginjaren hiermee de mensen echt nog kon shockeren, is het nu allemaal vaudeville geworden, doorspekt met humor. Het belangrijkste blijft echter wel dat het werkt en dat is zeker het geval want vervelen doe je je geen moment.
Cooper, bijzonder goed bij stem in Lokeren, opende sterk met ‘School’s Out’, dat gezien de tijd van het jaar op veel meeval van het jeugdig publiek kon rekenen. ‘No More Mr. Nice Guy’ dat daarop volgde, maakte meteen de levensfilosofie van de Amerikaan duidelijk: ‘Hoera, vanavond mag ik de ondeugende zijn!’ ‘I’m Eighteen’, een leugentje om bestwil zullen we maar denken, zong Alice met de overtuiging van een rebelse tiener. De aanwezige jeugd in Lokeren scandeerde de song met opgestoken duivelshandjes uit volle borst mee. Omdat stout zijn gestraft dient te worden en schuld onvermijdelijk tot boete leidt, werd de zanger met grote gebaren in een dwangbuis geduwd. Het zingen lukte tijdens ‘Wicked Young Man’ en ‘Ballad of Dwight Fly’ echter nog wonderwel en onze held slaagde er zelfs in om zich uit zijn benarde positie te bevrijden, daarna een vrouw (gespeeld door zijn dochter, Calico) te mishandelen en deze later ook te wurgen (‘Only woman Bleed’). Omwille van al deze fratsen diende onze sympathieke rocker te worden veroordeeld tot de dood op het schavot. Na enkele glanzende gitaarsolo’s (die er mochten zijn) van zijn meestergitaristen Chuck Garric, Damon Johnson en Keri Kelli verrees de zanger een tijdje nadien gelukkig weer uit den dode om later in de show nog eens te worden doodgespiest, te sterven aan de galg of doorboord te worden door een reuze injectienaald. ‘I Love The Dead’ klonk het feestelijk door de boxen en we moeten toegeven dat sterven nooit zo sexy oogde dan op Alice’s manier. Er zit bij de zwaar geschminkte rocker misschien meer dan één vijs los, maar daar is in feite niks mis mee, integendeel.
Maar moest het alleen maar om theater gaan, konden we beter naar de schouwburg trekken. Gelukkig trakteerde Cooper, tussen het doodgaan door, ook nog op enkele van zijn meest onweerstaanbare klassiekers. Zo smaakte gif nog nooit zo zalig als in het massaal meegebrulde ‘Poison’. ‘Billion Dollar Babies’ daverde als een zware fiets op kinderkopjes, wat eveneens het geval was bij ‘Feed My Frankenstein’.
Maar Alice Cooper haalde pas helemaal zijn slag binnen tijdens het ijzersterke ‘Elected’, waarbij hij volledig gekleed in een ziveren glitterpak, wild met de Belgische driekleur zwaaide. ‘I Know there are troubles in Brussels and Antwerp, but you know what? I don’t care!’ liet Alice tussendoor ook even weten in zijn verkiezingsspeech. Daar konden De Wever en Di Rupo nog eens een puntje aan zuigen! Een enthousiast onthaalde herneming van ‘School’s Out’ sloot het concert op vlammende wijze af. Alice Cooper blijft een uniek stukje muziektheater dat we iedereen durven aanraden. (Meer foto's)