The Christmas Times, They Are A-changin’! Geen enkele plaat was dit najaar zo controversieel als Bob Dylan’s ‘Christmas In The Heart’. Dylan-exegeten beschouwen de plaat slechts als een niemendalletje, de meester onwaardig. Christelijke fundi’s menen dat het niet hoort dat uitgerekend een jood zich geroepen voelt om hun kerstliederen te zingen, vrijzinnigen vervloeken de religieuze connotaties van de kerstgezangen terwijl verstokte Dylanfans geen kans onbenut laten om van de daken te schreeuwen hoe fantastisch de nieuwe (kerst)Dylan wel is. Hoed u ook voor deze laatsten, want het zijn diezelfde Charels die alles wat de zanger doet kritiekloos toejuichen, ook al zou deze op een mooie dag besluiten om een gezongen versie van de handleiding van uw microgolfoven op plaat te zetten.
Wij kunnen ons niet voorstellen dat Bob de controverse rond dit album niet van ver zag aankomen. Waarschijnlijk lacht hij nu zelfs in zijn vuistje. Misschien wilde hij met ‘Christmas In The Heart’ zijn eerste echte protestplaat afleveren in meer dan 30 jaar? Bob steekt zijn Kerstelijk rode tong ver uit naar iedereen die meent te weten hoe een Dylanplaat feitelijk moet klinken en bevrijd zichzelf op deze manier van alle ‘do’s & don’ts’die anderen hem opleggen. Bob Dylan doet gewoon zijn zin, no matter what en als hij zich hiervoor moet vermommen als de kerstman, so be it. Dat hij de volledige opbrengst schenkt aan het World Food Programme is hierbij een leuke bijkomstigheid.
Of u zelf van ‘Christmas In The Heart’ zult houden of niet, heeft alles te maken met hoe u tegen Dylan aankijkt. Sommigen zullen de humor waarderen van nummers als ‘Here Comes Santa Claus’ (compleet met jingle bells), ‘Must Be Santa’ (een soort snijdersbank op zijn Amerikaans) en ‘Christmas Island’ (Kerst op zijn Hawaiaans), anderen, zeker deze met een Kerstallergie, zullen hier totaal op afknappen. Veel nieuwe zieltjes zal het Zimmermannetje er vast niet mee winnen, tenzij misschien een paar oude Vaticaanse geestelijken die zich zijn optreden voor paus Johannes-Paulus II nog vaag herinneren. Maar ook daar is het Dylan niet om te doen. Wel om artistieke vrijheid en speelplezier, want dat Dylan zich geamuseerd heeft tijdens de opnames lijdt geen twijfel.
In de klassiekers ‘Adeste Fideles’, ‘O’ Little Town Of Bethlehem’ en ‘Little Drummer Boy’ hoef je echter van Dylan muzikaal gezien weinig vernieuwends te verwachten. Het feit dat hij ze zingt (en bijvoorbeeld niet Helmut Lotti) is op zich al origineel genoeg. De beste song op de plaat vinden wij, met lengten voorsprong ‘Christmas Blues’, misschien het enige nummer dat makkelijk op een andere plaat van his Bobness had kunnen staan.
Als besluit raden wij iedereen aan deze plaat te gebruiken waarvoor ze bedoeld is, namelijk om de kerstdagen op te fleuren. Hou uzelf dus aan een zekere sperperiode. Teveel en te vaak ‘Christmas In The Heart’ haalt namelijk de kalkoen in onszelf naar boven en we hoeven u niet te vertellen wat daarmee op 25 december gebeurt. Nog een laatste tip: bekijk hieronder de videoclip eens van ‘Must Be Santa’ en u snapt meteen het hele plaatje. Hilarisch!
donderdag, november 26, 2009
woensdag, november 25, 2009
'Crossing Border' festival te Antwerpen
Het podium van La Zona Rosa waarop The Low Anthem optrad zag er een beetje uit als een reuze grabbelton, bezaaid met talrijke instrumenten waaronder gitaren, drums, staande bas, orgel, klarinet, tamboerijn, cymbalen en nog een aantal speeltuigen waarvan wij de naam helaas schuldig blijven. De groep bestond dit keer uit een kwartet muzikanten met aan het hoofd zanger Ben Knox Miller uit Rhode Island. Daarnaast, meest in het oog springend, staat een meisje, luisterend naar de naam Jocie Adams, dat klarinet en nog andere vreemdsoortige instrumenten bespeelt. De groep zette in drie kwartier tijd een uiterst sfeervol en geslaagd concert neer. Na elk nummer, waarvan de meeste geplukt waren uit hun recente succesvolle cd ‘Oh My God Charlie Darwin’, vond er vaak een hele stoelendans plaats waarbij vinnig van instrumentarium werd gewisseld. Exotische (strijk)instrumenten en een zingende zaag zorgden voor extra sfeer in de half verduisterde zaal. Bovenop deze mooie klanklandschappen doet de stem van Knox Miller wonderen. Soms zingt hij hoog als een onaardse engel (zoals in de titelsong), later schreeuwt hij de boel bijeen als een soort Engelstalige versie van kabouter Wesley die naar Tom Waits geluisterd heeft. Drie kwartier was misschien wat kort voor deze groep. Het smaakte naar meer. We willen The Low Anthem zeker weer eens langer aan het werk zien.
(Meer foto's)
(Meer foto's)
Zoals steeds was er ook plaats voor literatuur op Crossing Border. Eén van de aardigste figuren dit keer aanwezig kennen we als het meisje dat arm in arm loopt met Bob Dylan op diens plaat ‘The Freewheelin’ Bob Dylan’ (1963). Suze Rotolo, inmiddels een kwieke zestiger, gaf vorig jaar een boek uit met de titel ‘A Freewheelin’ Time: A Memoir Of Greenwich Village In The Sixties’ en werd daarover aan de tand gevoeld door de twaalf jaar jongere Kristien Hemmerechts. Zo kwamen we te weten dat the early sixties toch wel heel andere tijden waren dan nu en dat het toen bijvoorbeeld niet evident was dat je als meisje alleen naar de film ging. Boyfriends noemden hun meisje toendertijd nog gewoon ‘Chick’ en zelfs Dylan deed dat. Bob Dylan, die ze introduceerde in de beeldende kunst, beschreef ze als “cute”, maar ook als iemand die alle aandacht naar zich toe zoog. Hij had enorm veel talent, wist§ dat hij het ging maken, maar tegelijk was het een gepatenteerde leugenaar, zoals alle folkzangers, voegde ze er bijna verontschuldigend aan toe. Ze vergeleek hem met Picasso, schepper en vernietiger tegelijk. Rotolo heeft al jaren geen contact meer met Dylan, maar toch voelt ze zich toch nog op een vreemde manier verbonden met haar jeugdliefde en met de tijd die ze in haar boek beschrijft. Even dreigde het interview omwille van de vraagstelling van Hemmerechts te verzanden in een feministisch discours, maar gelukkig keerde Kristien en Suze terug naar het onderwerp waarvoor iedereen gekomen was: de figuur van Bob Dylan. Achteraf signeerde Suze Rotolo met zwier ons exemplaar van haar boek (een regelrechte aanrader!) en nam tijd voor een vriendelijke babbel. (Meer foto's)
Steve Earle stond geprogrammeerd als één van de grote namen op de affiche en dat was ook te merken aan het aantal belangstellenden in La Zona Rosa. Net voor zijn optreden mocht Erwin Mortier enkele van zijn gedichten de zaal in lezen. Hij kreeg daarvoor de aandacht van het publiek dat eigenlijk op Steve Earle aan het wachten was. Of deze mensen ook fan zullen worden van Erwin’s gedichten durven we te betwijfelen, daarvoor waren ze, naar onze smaak, net iets te hermetisch.
Net als Mortier stond Steve Earle even later alleen voor hetzelfde publiek, weliswaar met gitaar. Tijdens zijn zestig minuten optreden bracht de troubadour wederom eer aan zijn grote leermeester Townes Van Zandt. “When I First heard the Music of Townes at 17 I thought that it was the coolest thing I’d ever heard. Now I’m 54 and I STILL think this music is the coolest thing I’ve ever heard”. Earle pakte eerst uit met rauwe versies van onder meer : ‘Colorado Girl’, ‘Brand New Companion’ en het de ultieme Townessong ‘Pancho & Lefty’ en bracht daarna een bloemlezing uit eigen werk (want de zanger is natuurlijk zelf een geniaal songschrijver). Alle respect voor zijn Townes covers, maar het was toch wachten op songs als ‘My Old Friend the Blues’ en vooral ‘Goodbye’ vooraleer Steve ons echt bij het nekvel vastgreep. Afsluiter ‘Copperhead Road’ kon menigeen bekoren maar deze prachtsong hebben we de singer-songwriter al beter weten performen. Steve Earle ontgoochelde in Antwerpen zeer zeker niet, maar eerdere doortochten waren toch net ietsje meer geïnspireerd, dachten we. (Meer foto's)
Net als Mortier stond Steve Earle even later alleen voor hetzelfde publiek, weliswaar met gitaar. Tijdens zijn zestig minuten optreden bracht de troubadour wederom eer aan zijn grote leermeester Townes Van Zandt. “When I First heard the Music of Townes at 17 I thought that it was the coolest thing I’d ever heard. Now I’m 54 and I STILL think this music is the coolest thing I’ve ever heard”. Earle pakte eerst uit met rauwe versies van onder meer : ‘Colorado Girl’, ‘Brand New Companion’ en het de ultieme Townessong ‘Pancho & Lefty’ en bracht daarna een bloemlezing uit eigen werk (want de zanger is natuurlijk zelf een geniaal songschrijver). Alle respect voor zijn Townes covers, maar het was toch wachten op songs als ‘My Old Friend the Blues’ en vooral ‘Goodbye’ vooraleer Steve ons echt bij het nekvel vastgreep. Afsluiter ‘Copperhead Road’ kon menigeen bekoren maar deze prachtsong hebben we de singer-songwriter al beter weten performen. Steve Earle ontgoochelde in Antwerpen zeer zeker niet, maar eerdere doortochten waren toch net ietsje meer geïnspireerd, dachten we. (Meer foto's)
zondag, november 22, 2009
Deep Purple pleziert jong en oud in de Lotto Arena
In 2008 leverde het vijftal nog een gesmaakt optreden op de Tiense Grote Markt en aan hun succes lijkt blijkbaar geen einde te komen. Deep Purple slaagde er ook nu weer in om de Lotto Arena in Merksem helemaal uit te verkopen. Een klein sociologisch onderzoek onder de aanwezigen zou interessant materiaal kunnen opleveren. We merkten fans op uit zowat alle leeftijdscategorieën en van allerlei pluimage: jonge tieners met metallica t-shirts, heren in kostuum, oude boskabouters met uitgerafelde baarden, woeste bosnimfen, mensen met veel haar en mensen zonder één haar, Nederlanders, Duitsers, Fransen… Wat een allegaartje!
De sympathieke Gentse groep The Vipers mocht de avond openen en deden dat door middel van enkele gesmaakte covers. Om hun groepsnaam wat aanschouwelijk voor te stelen lagen er een paar groene Ikea slangen op het podium gedrapeerd. De band opende met een stevig ‘Roadhouse Blues’, gevolgd door een denderend ‘Hard To Handle’ (Black Crowes). Opperslang Georges Bracke zag dat het goed was maar bleef wat op de achtergrond. Met Pieter Minne heeft de groep een prima gitarist in de rangen die toch wel de aandacht weet te trekken. Na een ferm ‘Almost Cut My Hair’ vonden wij de cover van ‘Helter Skelter’ het hoogtepunt van hun set.
Om negen uur stipt openden de Purperen Hardrockmeesters meteen fantastisch met het onverslijtbare ‘Highway Star’. Gillan is op zijn 64ste nog steeds goed bij stem. Met dichtgeknepen ogen perst hij zijn typische gilletjes eruit. De hoge noten haalt hij niet altijd meer, maar hij blijft overtuigen op karakter. Aandoenlijk hoe de zanger (steeds op blote voeten) zich amuseert op het podium.
Met het volgende nummer ‘Things I Never Said’, uit hun laatste studioplaat van 2005, bewees de groep niet gekomen te zijn om enkel hun grootste hits uit de jaren ’70 af te dreunen. Later volgde ook nog “The Well Dressed” en de titelsong ‘Rapture Of The Deep” als recent werk. En hoorden we daar Ian Gillan niet verkondigen dat de band in februari een nieuwe plaat gaat uitbrengen? Deep Purple helemaal afschilderen als een retro-act klopt dus niet, al ligt het belang van de groep natuurlijk wel in het verleden. Als pioniers van de hardrock effenden ze de baan voor de metalgroepen die pas later zouden ontstaan. Hun invloed op de ‘harde’muziek van vandaag is overduidelijk.
Het bluesy ‘Maybe I’m A Leo’ en vooral ‘Strange Kind Of Woman’ verwezen naar hun roemrijke verleden. Als de band op dreef is zorgen ze nog steeds voor magie. De zware bastonen van Roger Glover en de mokerslagen van Ian Paice vormen het fundament waarop Don Airey en supergitarist Steve Morse kunnen vlinderen. Dat deze laatste door allerlei gitaarmagazines meermaals verkozen werd tot meest veelzijdige gitarist illustreerde de man tijdens zijn vele adembenemende solo’s. Net als bij alle andere groepsleden valt ook bij hem het speelplezier op. Hij laat zijn gitaar snerpen, snijden, janken of fluiten dat het een lieve lust is. Breed glimlachend communiceert hij met het publiek, knipoogt naar de voorste rijen of steekt een duim op. Voor wie dit nog kan opbrengen, ondanks het zware tourprogramma, nemen we graag onze spreekwoordelijke hoed af.
De groep speelde ook enkele tragere nummers: het obscure ‘Wasted Sunsets’ uit de jaren ’80 en ‘Sometimes I Feel Like Screaming’ (uit de 90ties), voorafgegaan door een mooie Morse solo, zorgden voor de nodige rustpunten in de set.
De finale was, wat had u gedacht, ook nu weer schitterend. ‘Space Truckin’’ deed de Lotto Arena op zijn grondvesten daveren. ‘Smoke On The Water’, drijvend op de bekende, bijna belachelijk eenvoudige gitaarriff, blijft onweerstaanbaar en veranderde het publiek in een kolkende mensenzee. Nog nooit zoveel mensen tegelijk luchtgitaar zien spelen, moeten wij eerlijk bekennen. Jong en oud genoten met volle teugen, dit was hét moment waarop generaties mekaar omarmden.
In de bissen volgden nog het oeroude ‘Hush’, een denderende bassolo van Roger Glover en het massaal meegebrulde ‘Black Night’. Mokerslagen om U tegen te zeggen. En wat zeggen wij nu? Bedankt, heren van Deep Purple, het was weer genieten op de purperen hei!
(Meer foto's)
De sympathieke Gentse groep The Vipers mocht de avond openen en deden dat door middel van enkele gesmaakte covers. Om hun groepsnaam wat aanschouwelijk voor te stelen lagen er een paar groene Ikea slangen op het podium gedrapeerd. De band opende met een stevig ‘Roadhouse Blues’, gevolgd door een denderend ‘Hard To Handle’ (Black Crowes). Opperslang Georges Bracke zag dat het goed was maar bleef wat op de achtergrond. Met Pieter Minne heeft de groep een prima gitarist in de rangen die toch wel de aandacht weet te trekken. Na een ferm ‘Almost Cut My Hair’ vonden wij de cover van ‘Helter Skelter’ het hoogtepunt van hun set.
Om negen uur stipt openden de Purperen Hardrockmeesters meteen fantastisch met het onverslijtbare ‘Highway Star’. Gillan is op zijn 64ste nog steeds goed bij stem. Met dichtgeknepen ogen perst hij zijn typische gilletjes eruit. De hoge noten haalt hij niet altijd meer, maar hij blijft overtuigen op karakter. Aandoenlijk hoe de zanger (steeds op blote voeten) zich amuseert op het podium.
Met het volgende nummer ‘Things I Never Said’, uit hun laatste studioplaat van 2005, bewees de groep niet gekomen te zijn om enkel hun grootste hits uit de jaren ’70 af te dreunen. Later volgde ook nog “The Well Dressed” en de titelsong ‘Rapture Of The Deep” als recent werk. En hoorden we daar Ian Gillan niet verkondigen dat de band in februari een nieuwe plaat gaat uitbrengen? Deep Purple helemaal afschilderen als een retro-act klopt dus niet, al ligt het belang van de groep natuurlijk wel in het verleden. Als pioniers van de hardrock effenden ze de baan voor de metalgroepen die pas later zouden ontstaan. Hun invloed op de ‘harde’muziek van vandaag is overduidelijk.
Het bluesy ‘Maybe I’m A Leo’ en vooral ‘Strange Kind Of Woman’ verwezen naar hun roemrijke verleden. Als de band op dreef is zorgen ze nog steeds voor magie. De zware bastonen van Roger Glover en de mokerslagen van Ian Paice vormen het fundament waarop Don Airey en supergitarist Steve Morse kunnen vlinderen. Dat deze laatste door allerlei gitaarmagazines meermaals verkozen werd tot meest veelzijdige gitarist illustreerde de man tijdens zijn vele adembenemende solo’s. Net als bij alle andere groepsleden valt ook bij hem het speelplezier op. Hij laat zijn gitaar snerpen, snijden, janken of fluiten dat het een lieve lust is. Breed glimlachend communiceert hij met het publiek, knipoogt naar de voorste rijen of steekt een duim op. Voor wie dit nog kan opbrengen, ondanks het zware tourprogramma, nemen we graag onze spreekwoordelijke hoed af.
De groep speelde ook enkele tragere nummers: het obscure ‘Wasted Sunsets’ uit de jaren ’80 en ‘Sometimes I Feel Like Screaming’ (uit de 90ties), voorafgegaan door een mooie Morse solo, zorgden voor de nodige rustpunten in de set.
De finale was, wat had u gedacht, ook nu weer schitterend. ‘Space Truckin’’ deed de Lotto Arena op zijn grondvesten daveren. ‘Smoke On The Water’, drijvend op de bekende, bijna belachelijk eenvoudige gitaarriff, blijft onweerstaanbaar en veranderde het publiek in een kolkende mensenzee. Nog nooit zoveel mensen tegelijk luchtgitaar zien spelen, moeten wij eerlijk bekennen. Jong en oud genoten met volle teugen, dit was hét moment waarop generaties mekaar omarmden.
In de bissen volgden nog het oeroude ‘Hush’, een denderende bassolo van Roger Glover en het massaal meegebrulde ‘Black Night’. Mokerslagen om U tegen te zeggen. En wat zeggen wij nu? Bedankt, heren van Deep Purple, het was weer genieten op de purperen hei!
(Meer foto's)
zaterdag, november 21, 2009
Branford Marsalis geeft meesterlijk leiding aan zijn Quartet
Dat Branford Marsalis uit een muzikale familie komt is het minste wat je kunt zeggen. Als oudste van zes broers (waarvan er nog drie andere jazzmuzikant zijn) en met vader pianist Ellis Jr. Marsalis in huis zal muziek wel het belangrijkste gespreksonderwerp geweest zijn binnen het gezin. Zijn bekende jongere broer en trompettist Wynton is altijd wel een beetje de meest succesvolle van de familie geweest. Maar het is duidelijk dat het tij de laatste jaren lijkt te keren en dat Branford steeds meer op de voorgrond treedt als de ‘Marsalis number one’.
Het Branford Marsalis Quartet wordt algemeen beschouwd als één van de beste jazz ensembles ter wereld en na hun concert in de Brusselse AB begrepen we ook waarom. Eén van de vaak aangehaalde redenen hiervoor is omdat dit kwartet, bestaande uit pianist Joey Calderazzo, bassist Eric Revis, drummer Jeff "Tain" Watts en Branford Marsalis zelve, nu al tien jaar ononderbroken samenspeelt. Maar dit argument klopt slechts ten dele, de intrinsieke kwaliteit van elke afzonderlijke muzikant draagt ook zeker bij tot de kracht van de uitvoering, want het is niet zo dat als je tien jaar samenspeelt dat je ook automatisch goed bent. Bovendien was vaste drummer Jeff “Tain” Watts deze keer niet van de partij (hij maakt momenteel promotie voor zijn eigen soloproject). Hij werd echter op schitterende wijze vervangen door de piepjonge 18-jarige Justin Faulkner, die mee de avond kleurde door zijn spectaculaire stijl.
Vanaf de eerste noot was het duidelijk dat Branford de lakens uitdeelt in de groep. Breed glimlachend bespeelt hij zijn sax alsof het kinderspel is, af en toe een ‘yeah’ roepend om zijn andere bandleden aan te porren. Een blik, een simpel gebaar van Branford en de andere muzikanten weten hoe laat het is. Zelf bepaalt hij wanneer hij een stapje opzij zet en één van de anderen ruimte geven voor een solo. Soms verdwijnt hij zelfs een tijdje in de coulissen om daarna terug de sax in handen te nemen en opnieuw de richting te bepalen. Branford is the boss, zoveel is duidelijk, maar hij is er eentje met een groot hart waarmee veel respect toont voor zijn muzikanten. Speelplezier en een goed gevoel voor humor zijn hierbij nog eens extra troeven, die deze leider overduidelijk bezit.
De snellere nummers speelde Marsalis op tenor- of altsax, voor de ballads koos hij tekens voor de sopraansaxofoon. Bloedmooi klonken die tragere nummers en ze staken schril af tegen het stomend geweld dat Marsalis en Co op andere momenten genereerde.
Het is een plezier om te zien hoe pianist Joey Calderazzo over zijn toetsen daverde, dialogen voerde met Marsalis, net niet verdwaald geraakte en aan het eind toch steeds weer op zijn voetjes terecht kwam. Bassist Eric Revis zette enkele mooie solo’s neer en trok soms zo hard aan de snaren dat we vreesden dat deze het zouden begeven. Maar het spektakelstuk van de avond was (naast Marsalis) het spel van drummer Justin Faulkner. Jong en onstuimig ging hij als een bezetene tekeer op zijn instrument, terwijl zijn vier ledematen het ding martelden, als betrof het hier een gevangene van Guantanamo. Marsalis keek daarbij streng toe en dwong de jongeling tot het uitertste, maar je kon merken dat hij best fier was op zijn nieuwe drummer. Dat Justin Faulkner een grote toekomst tegemoet gaat staat nu al vast.
De sfeer van het concert deed denken aan de laatste cd ‘Metamorphosen’ , al klonken de gespeelde nummers vaak erg vertimmerd zodat ze onderling quasi onherkenbaar werden. Een metamorphose van de ‘Metamorphosen’ dus, kenmerkend voor de vernieuwende weg die de groep nu toch al een tijdje inslaat en waarmee het Branford Marsalis Quartet overal ter wereld hoge ogen gooit.
De opkomst in de Ancienne Belgique was zeker niet slecht maar had beter gekund. Jammer, want betere jazz ensembles krijgen we hier in België maar zelden te zien. Laten we dus hopen dat we het Branford Marsalis Quartet spoedig weer zullen mogen begroeten op vaderlandse bodem. Yeah!
(Meer foto's)
Het Branford Marsalis Quartet wordt algemeen beschouwd als één van de beste jazz ensembles ter wereld en na hun concert in de Brusselse AB begrepen we ook waarom. Eén van de vaak aangehaalde redenen hiervoor is omdat dit kwartet, bestaande uit pianist Joey Calderazzo, bassist Eric Revis, drummer Jeff "Tain" Watts en Branford Marsalis zelve, nu al tien jaar ononderbroken samenspeelt. Maar dit argument klopt slechts ten dele, de intrinsieke kwaliteit van elke afzonderlijke muzikant draagt ook zeker bij tot de kracht van de uitvoering, want het is niet zo dat als je tien jaar samenspeelt dat je ook automatisch goed bent. Bovendien was vaste drummer Jeff “Tain” Watts deze keer niet van de partij (hij maakt momenteel promotie voor zijn eigen soloproject). Hij werd echter op schitterende wijze vervangen door de piepjonge 18-jarige Justin Faulkner, die mee de avond kleurde door zijn spectaculaire stijl.
Vanaf de eerste noot was het duidelijk dat Branford de lakens uitdeelt in de groep. Breed glimlachend bespeelt hij zijn sax alsof het kinderspel is, af en toe een ‘yeah’ roepend om zijn andere bandleden aan te porren. Een blik, een simpel gebaar van Branford en de andere muzikanten weten hoe laat het is. Zelf bepaalt hij wanneer hij een stapje opzij zet en één van de anderen ruimte geven voor een solo. Soms verdwijnt hij zelfs een tijdje in de coulissen om daarna terug de sax in handen te nemen en opnieuw de richting te bepalen. Branford is the boss, zoveel is duidelijk, maar hij is er eentje met een groot hart waarmee veel respect toont voor zijn muzikanten. Speelplezier en een goed gevoel voor humor zijn hierbij nog eens extra troeven, die deze leider overduidelijk bezit.
De snellere nummers speelde Marsalis op tenor- of altsax, voor de ballads koos hij tekens voor de sopraansaxofoon. Bloedmooi klonken die tragere nummers en ze staken schril af tegen het stomend geweld dat Marsalis en Co op andere momenten genereerde.
Het is een plezier om te zien hoe pianist Joey Calderazzo over zijn toetsen daverde, dialogen voerde met Marsalis, net niet verdwaald geraakte en aan het eind toch steeds weer op zijn voetjes terecht kwam. Bassist Eric Revis zette enkele mooie solo’s neer en trok soms zo hard aan de snaren dat we vreesden dat deze het zouden begeven. Maar het spektakelstuk van de avond was (naast Marsalis) het spel van drummer Justin Faulkner. Jong en onstuimig ging hij als een bezetene tekeer op zijn instrument, terwijl zijn vier ledematen het ding martelden, als betrof het hier een gevangene van Guantanamo. Marsalis keek daarbij streng toe en dwong de jongeling tot het uitertste, maar je kon merken dat hij best fier was op zijn nieuwe drummer. Dat Justin Faulkner een grote toekomst tegemoet gaat staat nu al vast.
De sfeer van het concert deed denken aan de laatste cd ‘Metamorphosen’ , al klonken de gespeelde nummers vaak erg vertimmerd zodat ze onderling quasi onherkenbaar werden. Een metamorphose van de ‘Metamorphosen’ dus, kenmerkend voor de vernieuwende weg die de groep nu toch al een tijdje inslaat en waarmee het Branford Marsalis Quartet overal ter wereld hoge ogen gooit.
De opkomst in de Ancienne Belgique was zeker niet slecht maar had beter gekund. Jammer, want betere jazz ensembles krijgen we hier in België maar zelden te zien. Laten we dus hopen dat we het Branford Marsalis Quartet spoedig weer zullen mogen begroeten op vaderlandse bodem. Yeah!
(Meer foto's)
zondag, november 15, 2009
Spraakzame Morrissey haalt fors uit
Allerlei voorvallen zorgden er de afgelopen weken voor dat Morrissey opnieuw in de pers kwam. Zo werd hij na gezondheidsproblemen tijdens zijn concert in Swindon afgevoerd naar het ziekenhuis en stapte hij enkele dagen later in Liverpool zelf op nadat hij een plastieken bekertje tegen zijn hoofd gegooid kreeg, zijn verbaasde publiek achterlatend met slechts één woord: “Goodbye”. Benieuwd naar de gemoedsgesteldheid van de zanger en in de hoop een even krachtig concert te mogen meemaken als in Antwerpen eerder dit jaar begaven wij ons naar Vorst Nationaal.
Voorprogramma Doll & The Kicks kon ook dit keer overtuigen: de charismatische zangeres Hannah Scanlon (AKA Doll) weet precies hoe ze de aandacht van haar publiek kan trekken. Ze beweegt zich als een soort venijnig Sneeuwwitje over het podium, terwijl haar band loeihard van jetje geeft. De schok tussen de schone (Doll) en de beesten (The Kicks) levert de magie op die deze groep boeiend maakt. Iets wat ook Morrissey moet zijn opgevallen want hij sleurt de band nu toch al een tijdje in zijn kielzog mee.
Ook nu weer kregen we tijdens de pauze wat videoprojecties voorgeschoteld van onder meer The New York Dolls, The Sparks, Alan Price, Nico, Shocking Blue, Joe Dolan en Lou Reed, die allen tot Morrissey’s favorieten behoren. Best aangenaam en eens iets anders dan de gebruikelijke wachtmuziek die meestal niet veel om het lijf heeft.
Om 21u00 stipt begon Morrissey aan zijn set met de Smiths klassieker ‘This Carming Man’, het vaste openingsnummer de laatste maanden. Wie echter vreesde net dezelfde show te moeten ondergaan als in Antwerpen kreeg ongelijk. Moz speelde zomaar eventjes acht (op twintig) andere nummers dan vijf maand eerder in de Scheldestad. Hardcore Smithsfans konden hun hartje ophalen bij vlotte versies van ‘Is It Really So Strange?’, ’ Death At One’s Elbow’ en vooral ‘Cemetry Gates’ (alle drie niet op de setlist van Antwerpen) en natuurlijk ‘Ask’, dat ook nu weer massaal werd meegezongen.
De zanger zag er een beetje vermoeid uit en het duurde even voor hij volledig bij stem was, maar Moz vocht zich moedig doorheen zijn set, vastberaden om alles te geven. Soms leek hij daarbij wat verbaasd over de positieve reacties van het publiek: "Is it really that good? Have you been drinking? You will be soon". De zwaar zwetende frontman kon zelf af en toe ook een slokje gebruiken.
Ondertussen bleef Morrissey muzikaal wel spijkers met koppen slaan. ‘I'm Throwing My Arms Around Paris’ bleef ook live een wereldsong. ‘Irish Blood, English Heart’ bezat de dynamiek van een splinterbom terwijl “First Of The Gang To Die” opnieuw aanzette tot samenzang, waarbij de voorste rijen als vanouds hun idool trachten aan te raken (al was dat dit keer omwille van de dranghekkens wat lastiger dan in Antwerpen).
Keurige popmuziek moet je van Morrissey niet verwachten en de rustige momenten waren dan ook schaars. “Why Don't You Find Out For Yourself” was zo’n nummer dat in een lagere versnelling werd gespeeld. Aansluitend bij de tekst van “The World Is Full Of Crashing Bores” vroeg de zanger: “Can you name one?" waarbij hij de micro doorgaaf aan het publiek. Onder meer Nicolas Sarkozy en Koning Albert werden genomineerd, al voegde Morrissey er meteen aan toe dat niemand kon tippen aan de leden van het Britse koningshuis.
In tegenstelling tot vele andere Europese concerten leek Moz in Brussel wel erg spraakzaam en in good spirits. Zo deed hij ons het verhaal van zijn vorige nacht in de hoofdstad: “Last night at the Hotel Amigo in Brussels - do you know the hotel? - I ended up on Marianne Faithfull's bed. She was in the bed, smoking Marlboro. I was on the bed, not smoking. And, what? Well, I'm about to tell you! Patience. What happened next was.. nothing. We exchanged pleasantries, I tipped my hat, threw on my cape, jumped on my bicycle.” Het verhaal zal wel kloppen want Faithfull stond inderdaad de vorige avond in de Ancienne Belgique.
Daarna volgden onder meer nog de ultieme Smithssong ‘How Soon Is Now?’, loeihard maar fantastisch gespeeld, het op zware bastonen uitmondende ‘The Loop’ en het meedogenloze ‘I’m OK By Myself”. Hier en daar hoorden we mensen klagen dat de band veel te hard speelde, maar daar hadden wij niet echt problemen mee. Krachtige songs zoals die van Morrissey hebben soms een aantal extra decibels nodig om voor de juiste dynamiek te zorgen.
De bisronde bestond uit één enkel nummer: ‘Something Is Squeezing My Skull’. Daarna kon Morrissey moe maar tevreden terugkijken op –alweer- een schitterend concert: "You have made my heart swell. Thank you Brussels!". Na de song trok hij zijn kletsnat hemd uit en gooide het met een zwier de menigte in, die het relikwie wild aan stukken scheurde. Iedereen wil een stuk Morrissey in huis, liefst nog voor zijn heiligverklaring. (Meer foto's)
Voorprogramma Doll & The Kicks kon ook dit keer overtuigen: de charismatische zangeres Hannah Scanlon (AKA Doll) weet precies hoe ze de aandacht van haar publiek kan trekken. Ze beweegt zich als een soort venijnig Sneeuwwitje over het podium, terwijl haar band loeihard van jetje geeft. De schok tussen de schone (Doll) en de beesten (The Kicks) levert de magie op die deze groep boeiend maakt. Iets wat ook Morrissey moet zijn opgevallen want hij sleurt de band nu toch al een tijdje in zijn kielzog mee.
Ook nu weer kregen we tijdens de pauze wat videoprojecties voorgeschoteld van onder meer The New York Dolls, The Sparks, Alan Price, Nico, Shocking Blue, Joe Dolan en Lou Reed, die allen tot Morrissey’s favorieten behoren. Best aangenaam en eens iets anders dan de gebruikelijke wachtmuziek die meestal niet veel om het lijf heeft.
Om 21u00 stipt begon Morrissey aan zijn set met de Smiths klassieker ‘This Carming Man’, het vaste openingsnummer de laatste maanden. Wie echter vreesde net dezelfde show te moeten ondergaan als in Antwerpen kreeg ongelijk. Moz speelde zomaar eventjes acht (op twintig) andere nummers dan vijf maand eerder in de Scheldestad. Hardcore Smithsfans konden hun hartje ophalen bij vlotte versies van ‘Is It Really So Strange?’, ’ Death At One’s Elbow’ en vooral ‘Cemetry Gates’ (alle drie niet op de setlist van Antwerpen) en natuurlijk ‘Ask’, dat ook nu weer massaal werd meegezongen.
De zanger zag er een beetje vermoeid uit en het duurde even voor hij volledig bij stem was, maar Moz vocht zich moedig doorheen zijn set, vastberaden om alles te geven. Soms leek hij daarbij wat verbaasd over de positieve reacties van het publiek: "Is it really that good? Have you been drinking? You will be soon". De zwaar zwetende frontman kon zelf af en toe ook een slokje gebruiken.
Ondertussen bleef Morrissey muzikaal wel spijkers met koppen slaan. ‘I'm Throwing My Arms Around Paris’ bleef ook live een wereldsong. ‘Irish Blood, English Heart’ bezat de dynamiek van een splinterbom terwijl “First Of The Gang To Die” opnieuw aanzette tot samenzang, waarbij de voorste rijen als vanouds hun idool trachten aan te raken (al was dat dit keer omwille van de dranghekkens wat lastiger dan in Antwerpen).
Keurige popmuziek moet je van Morrissey niet verwachten en de rustige momenten waren dan ook schaars. “Why Don't You Find Out For Yourself” was zo’n nummer dat in een lagere versnelling werd gespeeld. Aansluitend bij de tekst van “The World Is Full Of Crashing Bores” vroeg de zanger: “Can you name one?" waarbij hij de micro doorgaaf aan het publiek. Onder meer Nicolas Sarkozy en Koning Albert werden genomineerd, al voegde Morrissey er meteen aan toe dat niemand kon tippen aan de leden van het Britse koningshuis.
In tegenstelling tot vele andere Europese concerten leek Moz in Brussel wel erg spraakzaam en in good spirits. Zo deed hij ons het verhaal van zijn vorige nacht in de hoofdstad: “Last night at the Hotel Amigo in Brussels - do you know the hotel? - I ended up on Marianne Faithfull's bed. She was in the bed, smoking Marlboro. I was on the bed, not smoking. And, what? Well, I'm about to tell you! Patience. What happened next was.. nothing. We exchanged pleasantries, I tipped my hat, threw on my cape, jumped on my bicycle.” Het verhaal zal wel kloppen want Faithfull stond inderdaad de vorige avond in de Ancienne Belgique.
Daarna volgden onder meer nog de ultieme Smithssong ‘How Soon Is Now?’, loeihard maar fantastisch gespeeld, het op zware bastonen uitmondende ‘The Loop’ en het meedogenloze ‘I’m OK By Myself”. Hier en daar hoorden we mensen klagen dat de band veel te hard speelde, maar daar hadden wij niet echt problemen mee. Krachtige songs zoals die van Morrissey hebben soms een aantal extra decibels nodig om voor de juiste dynamiek te zorgen.
De bisronde bestond uit één enkel nummer: ‘Something Is Squeezing My Skull’. Daarna kon Morrissey moe maar tevreden terugkijken op –alweer- een schitterend concert: "You have made my heart swell. Thank you Brussels!". Na de song trok hij zijn kletsnat hemd uit en gooide het met een zwier de menigte in, die het relikwie wild aan stukken scheurde. Iedereen wil een stuk Morrissey in huis, liefst nog voor zijn heiligverklaring. (Meer foto's)
zaterdag, november 14, 2009
Marianne Faithful etaleert pure klasse in Brussel
En wat te denken van de nu al 62 jarige Marianne Faithful? Ze verkoopt moeiteloos de Ancienne Belgique uit en zet een uitstekend concert neer met haar zevenkopige band. Ze ziet er misschien al een beetje als een oma uit, maar op haar artistieke kwaliteiten zit nog geen sleet. Oudere songs als 'Times Square', 'Broken English' en 'The Ballad of Lucy Jordan' wisselen af met nummers uit haar recente coverplaat 'Easy Come, Easy Go'. Met een presence van een Piaf en de stem van een hedendaagse Marlène Dietrich zet ze grandiose versies neer van Randy Newman's 'In Germany Before War', Duke Ellington's '(In My) Solitude' en Dolly Parton's melodramatische 'Down From Dover'. Hoesten en rochelen doet ze tussendoor als de beste duivelin. Daarbovenop krijgen we aan het eind van haar concert enkele kippenvelmomenten in de vorm van 'Sister Morphine', 'As Tears Go By' en het aan Keith Richards opgedragen 'Sing Me Back Home'. De Morrissey song 'Dear God Please Help Me' sluit het optreden af. Later op de avond zou Marianne de auteur van dit laatste nummer nog ontmoeten in haar hotelkamer in Brussel (zie verslag Morrissey). Maar eerst nam ze breed glimlachend het minutenlang applaus in ontvangst van haar Brusselse publiek. Geweldig concert! (meer foto's)
zaterdag, november 07, 2009
Melody Gardot in Brussel: Muzikale magie op naaldhakken
Onaangekondigd mocht de sympathieke Oost-Vlaamse Pueroricaan Gabriel Rios de avond met een akoestische set openen. Dat deed hij onder meer met een versie van Voodoo Chile (“Een song die niemand hoort te coveren”) en wat nieuwe nummers (Orion, Natural Disaster, …) uit zijn in februari te verschijnen nieuwe cd. Rios drukte tussendoor even zijn spijt uit dat hij, als inwoner van Vlaanderen, zo weinig in het Franstalige landsgedeelte kon optreden en wijdde dit vooral aan de politieke situatie in dit land. Deze uitlating en zijn muzikale prestaties leverde hem positieve reacties op van het Brussels publiek.
Daarna liet Melody Gardot lang op zich wachten hetgeen hier en daar wat ongenoegen in de zaal bracht. Het ritmisch in de handen klappen als teken van ongeduld leverde weinig op, maar gelukkig verscheen de zangeres iets voor halftien uiteindelijk toch op het podium.
Het levensverhaal van de uit Philadelphia afkomstige Melody Gardot is genoegzaam bekend. Op haar negentiende werd ze slachtoffer van een zwaar verkeersongeval. Tijdens haar zware revalidatie kreeg ze onder meer muziektherapie waardoor ze songs begon te schrijven. Het resultaat hiervan is te beluisteren op de twee uitstekende studioplaten ‘Worrisome Heart’ (2008) en ‘My One And Only Thrill’ (2009).
Melody Gardot wordt vaak vergeleken met artiesten als Diana Krall of Norah Jones, maar bezit volgens ons toch een meer duister kantje dan de andere twee zangeressen, ook al vissen ze allemaal uit dezelfde vijver, namelijk uit deze van de smooth jazz.
Dat Gardot op de planken staat met een zonnebril en af en toe gebruik maakt van een wandelstok is niet zomaar een gimmick, maar heeft alles te maken met de gevolgen van haar ongeval. Het podium bleef heel het optreden trouwens zwaar onderbelicht omdat de zangeres het felle licht niet goed meer verdraagt. De bedoeling van het vreemde ritueel om bij aanvang van haar optreden fijn zand (of was het een poeder?) rond te strooien was ons niet meteen duidelijk. Het leek wat op asverstrooiïng na een crematie. In ieder geval kreeg ze hiermee eenieders onverdeelde aandacht en misschien was dat wel haar bedoeling.
Kort daarna zette Gardot een a capella versie neer van ‘No More My Lord’, zichzelf begeleidend door handgeklap en het stevig stampen met haar naaldhakken, waardoor het rituele stof uit de openingsscène terug opsteeg. Even waanden we ons de getuigen van een Indiaans dansritueel, met Gardot als Sjamaan van dienst, al klopte dit niet meteen met de outfit van de zangeres, dat eerder geleend leek uit een Franse Film Noir, maar soit.
Even later dook Melody bijna letterlijk in haar vleugelpiano om er eigenhandig de snaren van te beroeren. Het leverde een bevreemdende intro op voor ‘The Rain’. Dezelfde magie bleef in de lucht hangen bij het aartsdonkere ‘Your Heart Is As Black As Night’, dat zeker tot één van de hoogtepunten van de avond gerekend mag worden. Haar uitstekende band bestaande uit Irwin Hall (sax), Ken Pendergast (bas) en Charles Staab III (drums) kreeg alle ruimte om zich uit te leven in ‘Les Etoiles’, waarin de zangeres even verdween om daarna terug te komen in een beeldige witte mantel die haar de allure van een Parijse filmster uit de jaren ‘50 gaf.
In haar bindteksten had Gardot het over de liefde en hoe ze eraan verslaafd was. Een betere verslaving dan drugs, drank of geld vond ze. En ook als een relatie uiteindelijk mislukt blijft er in tegenstelling tot andere verslavingen toch één lichtpunt: “At the end, you always get your stuff back” .
‘Lover Undercover’ en ‘Baby, I’m A Fool’ illustreerden haar levensfilosofie muzikaal. Verder zette ze een boom op over het “niet te vertalen” begrip ‘Saudade’, waarmee ze, naar eigen zeggen, geestelijk verwant was. Gardot gebruikte net iets te veel clichés om helemaal authentiek over te komen maar muzikaal bleef ze wel hoge toppen scheren. ‘If The Stars Were Mine’, een wereldsong van eigen hand, zong ze bloedmooi naar, inderdaad, de sterren. ‘Worrisome Heart’, gestut onder het handgeklap van de drummer, was dan weer een mooi staaltje van muzikale inventiviteit.
Zo bracht Gardot elk van haar songs met de grootste zorg, waarbij ze soms zelf gitaar speelde, soms achter de piano plaatsnam of gewoon zangeres was, maar ze deed het telkens met de presence van een jazzdiva in haar glorietijd.
Andere momenten om te onthouden waren het verstilde ‘Deep Within the Corners of My Mind’ en het bluesy ‘Who Will Confort Me’, dat door het publiek ritmisch werd meegeklapt.
Melody Gardot bracht als bisnummer eerst het aan haar grootmoeder opgedragen ‘Over The Rainbow’ en liet haar uitstekende band daarna voluit excelleren in de Duke Ellington klassieker ‘Caravan’. Even waanden we ons in een donkere jazzclub, midden de jaren ’50, met Gardot perfect in de rol van scatzangeres. Die scatzang of vocale improvisatie ligt haar trouwens prima en onderscheidt haar van vele andere smooth jazz zangeressen. Ze doet hiermee eerder denken aan Ella Fitzgerald, die ongetwijfeld één van haar helden is.
Er dringt zich slechts één eindoordeel op: Melody Gardot zorgde in het Koninklijk Circus voor een onvergetelijk concert. Geef deze dame nog enkele jaren de tijd en ze wordt wereldklasse, zoveel is zeker. (Meer foto's)
Daarna liet Melody Gardot lang op zich wachten hetgeen hier en daar wat ongenoegen in de zaal bracht. Het ritmisch in de handen klappen als teken van ongeduld leverde weinig op, maar gelukkig verscheen de zangeres iets voor halftien uiteindelijk toch op het podium.
Het levensverhaal van de uit Philadelphia afkomstige Melody Gardot is genoegzaam bekend. Op haar negentiende werd ze slachtoffer van een zwaar verkeersongeval. Tijdens haar zware revalidatie kreeg ze onder meer muziektherapie waardoor ze songs begon te schrijven. Het resultaat hiervan is te beluisteren op de twee uitstekende studioplaten ‘Worrisome Heart’ (2008) en ‘My One And Only Thrill’ (2009).
Melody Gardot wordt vaak vergeleken met artiesten als Diana Krall of Norah Jones, maar bezit volgens ons toch een meer duister kantje dan de andere twee zangeressen, ook al vissen ze allemaal uit dezelfde vijver, namelijk uit deze van de smooth jazz.
Dat Gardot op de planken staat met een zonnebril en af en toe gebruik maakt van een wandelstok is niet zomaar een gimmick, maar heeft alles te maken met de gevolgen van haar ongeval. Het podium bleef heel het optreden trouwens zwaar onderbelicht omdat de zangeres het felle licht niet goed meer verdraagt. De bedoeling van het vreemde ritueel om bij aanvang van haar optreden fijn zand (of was het een poeder?) rond te strooien was ons niet meteen duidelijk. Het leek wat op asverstrooiïng na een crematie. In ieder geval kreeg ze hiermee eenieders onverdeelde aandacht en misschien was dat wel haar bedoeling.
Kort daarna zette Gardot een a capella versie neer van ‘No More My Lord’, zichzelf begeleidend door handgeklap en het stevig stampen met haar naaldhakken, waardoor het rituele stof uit de openingsscène terug opsteeg. Even waanden we ons de getuigen van een Indiaans dansritueel, met Gardot als Sjamaan van dienst, al klopte dit niet meteen met de outfit van de zangeres, dat eerder geleend leek uit een Franse Film Noir, maar soit.
Even later dook Melody bijna letterlijk in haar vleugelpiano om er eigenhandig de snaren van te beroeren. Het leverde een bevreemdende intro op voor ‘The Rain’. Dezelfde magie bleef in de lucht hangen bij het aartsdonkere ‘Your Heart Is As Black As Night’, dat zeker tot één van de hoogtepunten van de avond gerekend mag worden. Haar uitstekende band bestaande uit Irwin Hall (sax), Ken Pendergast (bas) en Charles Staab III (drums) kreeg alle ruimte om zich uit te leven in ‘Les Etoiles’, waarin de zangeres even verdween om daarna terug te komen in een beeldige witte mantel die haar de allure van een Parijse filmster uit de jaren ‘50 gaf.
In haar bindteksten had Gardot het over de liefde en hoe ze eraan verslaafd was. Een betere verslaving dan drugs, drank of geld vond ze. En ook als een relatie uiteindelijk mislukt blijft er in tegenstelling tot andere verslavingen toch één lichtpunt: “At the end, you always get your stuff back” .
‘Lover Undercover’ en ‘Baby, I’m A Fool’ illustreerden haar levensfilosofie muzikaal. Verder zette ze een boom op over het “niet te vertalen” begrip ‘Saudade’, waarmee ze, naar eigen zeggen, geestelijk verwant was. Gardot gebruikte net iets te veel clichés om helemaal authentiek over te komen maar muzikaal bleef ze wel hoge toppen scheren. ‘If The Stars Were Mine’, een wereldsong van eigen hand, zong ze bloedmooi naar, inderdaad, de sterren. ‘Worrisome Heart’, gestut onder het handgeklap van de drummer, was dan weer een mooi staaltje van muzikale inventiviteit.
Zo bracht Gardot elk van haar songs met de grootste zorg, waarbij ze soms zelf gitaar speelde, soms achter de piano plaatsnam of gewoon zangeres was, maar ze deed het telkens met de presence van een jazzdiva in haar glorietijd.
Andere momenten om te onthouden waren het verstilde ‘Deep Within the Corners of My Mind’ en het bluesy ‘Who Will Confort Me’, dat door het publiek ritmisch werd meegeklapt.
Melody Gardot bracht als bisnummer eerst het aan haar grootmoeder opgedragen ‘Over The Rainbow’ en liet haar uitstekende band daarna voluit excelleren in de Duke Ellington klassieker ‘Caravan’. Even waanden we ons in een donkere jazzclub, midden de jaren ’50, met Gardot perfect in de rol van scatzangeres. Die scatzang of vocale improvisatie ligt haar trouwens prima en onderscheidt haar van vele andere smooth jazz zangeressen. Ze doet hiermee eerder denken aan Ella Fitzgerald, die ongetwijfeld één van haar helden is.
Er dringt zich slechts één eindoordeel op: Melody Gardot zorgde in het Koninklijk Circus voor een onvergetelijk concert. Geef deze dame nog enkele jaren de tijd en ze wordt wereldklasse, zoveel is zeker. (Meer foto's)
donderdag, november 05, 2009
‘Kind of Blue’ at 50 - Jimmy Cobb's So What Band
Dit jaar is het precies 50 jaar geleden dat Miles Davis het album ‘Kind Of Blue’ uitbracht, dat qua artistiek belang voor de jazz ongeveer te vergelijken is met wat ‘Sgt. Pepper’ van The Beatles betekent voor de popmuziek. Dit werk van Miles had meer invloed dan om het even welke andere binnen het genre en er werden wereldwijd miljoenen exemplaren van verkocht. ‘Kind Of Blue’ was dan ook dé jazzplaat die ook niet-jazzliefhebbers wist te overtuigen. Meer zelfs, vele mensen geraakten door middel van dit album pas echt geïnteresseerd in jazz.
Dat de 50ste verjaardag van dit werkstuk niet onopgemerkt voorbij zou gaan, stond dan ook in de sterren geschreven. Van de originele muzikanten (Miles Davis, John Coltrane, ‘Cannonball’ Adderley, Paul Chambers, Bill Evans, Wynton Kelly en Jimmy Cobb) die aan ‘Kind Of Blue’ meewerkten is alleen drummer Jimmy Cobb nog in leven. Het idee kwam dan ook van deze ‘laatste der (jazz-)mohikanen’ en een schare extra muzikanten om het vijftig jarig bestaan van dit legendarische album passend te herdenken.
De Ancienne Belgique trakteerde de talrijke aanwezigen eerst op de vertoning van de recente documentaire ‘Celebrating A Masterpiece: Kind Of Blue’ van Chris Lenz, waarin zowel de muzikanten, als de individuele nummers op het album werden belicht en het geheel daarbij nog eens door deskundigen (waaronder Herbie Hancock) geanaliseerd werd in historisch perspectief. Een aperitief dat kon smaken! (Voor wie deze uitstekende film gemist heeft: hij zit als extra dvd bij de laatste double disc verjaardagsuitgave van ‘Kind Of Blue’, te verkrijgen bij de betere muziekhandelaar).
Daarna keek iedereen uit naar de komst van veteraan Jimmy Cobb en zijn muzikanten die de nummers uit ‘Kind Of Blue’ live gestalte zouden geven. Dat dit een niet te onderschatten opgave was, mocht meteen al duidelijk zijn want hoe pak je zoiets aan? Speel je het originele album noot voor noot na, dan dreig je nostalgisch ten onder te gaan en verlies je de ‘spirit’ van de jazz. Geloof je in een eigentijdse benadering en improviseer je erop los, riskeer je de herkenning bij het publiek te verliezen. Gelukkig kozen Jimmy Cobb en zijn ‘So What Band’ voor een gulden middenweg. Thema’s en melodieën klonken herkenbaar, maar daartussen werd er geïnterpreteerd en geïmproviseerd.
Elk van de vijf nummers van ‘Kind Of Blue’ kwam in de originele volgorde aan de beurt. De openingstrack ‘So What’ klonk sneller dan het origineel maar wist meteen te overtuigen. Trompettist Wallace Roney kon natuurlijk onmogelijk Miles doen vergeten maar slaagde er toch in de juiste toon te zetten. Dat gold ook voor tenor saxofonist Javon Jackson, die fysiek wat leek op de jonge Sonny Rollins, maar in deze setting de rol van John Coltrane toebedeeld kreeg. Deze laatste naar de kroon steken lukt niemand, een eerlijke tribute neerzetten kon gelukkig wel. Het derde lid van de blazerssectie, altsaxofonist Vincent Herring, kwam door zijn levendige spel misschien het best uit de verf in de rol van ‘Cannonball’ Adderley. Bassist Buster Williams speelde het hele concert door op niveau en liet af en toe een mooie solo horen.
‘Freddy Freeloader’, de tweede track uit ‘Kind Of Blue’, genoemd naar een zekere Freddy die er steeds in slaagde om tijdens concerten van Davis gratis binnen te geraken, is misschien het meest frivole nummer van de plaat. Ook deze live versie konden we smaken, mede dankzij het leuke pianowerk van Larry Willis, die de rest van de avond zou blijven schitteren. Tijdens ‘Blue In Green’, de eerste ballad uit het album , viel het subtiele drumwerk van Jimmy Cobb op, die zijn cymbalen aanraakte alsof ze van porselein waren. ‘All Blues’ bracht met vele solo’s het beste in iedere muzikant naar voren. Tijdens afsluiter ‘Flamenco Sketches’, de tweede ballad, riep trompettist Walace Roney Spaanse sferen op, zoals zijn leermeester Miles Davis hem dat had voorgedaan.
Na het spelen van de reguliere plaat volgde nog één extra nummer ‘The Theme’, waarin de inmiddels tachtigjarige Cobb het publiek kon trakteren op een schitterende drumsolo, iets waar er op ‘Kind Of Blue’ nooit plaats voor was.
De voltallige band werd daarna nog teruggeroepen voor één extra bisnummer en verliet dan tevreden het strijdtoneel onder een daverend applaus van het Brussels publiek. Dat ‘Kind Of Blue’ nog vele generaties (jazz)muzikanten zal beïnvloeden is nu al een vaststaand feit. Deze tribute, met op het podium één van de originele muzikanten die op de legendarische opnames heeft meegespeeld , kunnen we niet anders beschrijven dan volstrekt uniek. Bedankt AB!
(Meer foto's)
Dat de 50ste verjaardag van dit werkstuk niet onopgemerkt voorbij zou gaan, stond dan ook in de sterren geschreven. Van de originele muzikanten (Miles Davis, John Coltrane, ‘Cannonball’ Adderley, Paul Chambers, Bill Evans, Wynton Kelly en Jimmy Cobb) die aan ‘Kind Of Blue’ meewerkten is alleen drummer Jimmy Cobb nog in leven. Het idee kwam dan ook van deze ‘laatste der (jazz-)mohikanen’ en een schare extra muzikanten om het vijftig jarig bestaan van dit legendarische album passend te herdenken.
De Ancienne Belgique trakteerde de talrijke aanwezigen eerst op de vertoning van de recente documentaire ‘Celebrating A Masterpiece: Kind Of Blue’ van Chris Lenz, waarin zowel de muzikanten, als de individuele nummers op het album werden belicht en het geheel daarbij nog eens door deskundigen (waaronder Herbie Hancock) geanaliseerd werd in historisch perspectief. Een aperitief dat kon smaken! (Voor wie deze uitstekende film gemist heeft: hij zit als extra dvd bij de laatste double disc verjaardagsuitgave van ‘Kind Of Blue’, te verkrijgen bij de betere muziekhandelaar).
Daarna keek iedereen uit naar de komst van veteraan Jimmy Cobb en zijn muzikanten die de nummers uit ‘Kind Of Blue’ live gestalte zouden geven. Dat dit een niet te onderschatten opgave was, mocht meteen al duidelijk zijn want hoe pak je zoiets aan? Speel je het originele album noot voor noot na, dan dreig je nostalgisch ten onder te gaan en verlies je de ‘spirit’ van de jazz. Geloof je in een eigentijdse benadering en improviseer je erop los, riskeer je de herkenning bij het publiek te verliezen. Gelukkig kozen Jimmy Cobb en zijn ‘So What Band’ voor een gulden middenweg. Thema’s en melodieën klonken herkenbaar, maar daartussen werd er geïnterpreteerd en geïmproviseerd.
Elk van de vijf nummers van ‘Kind Of Blue’ kwam in de originele volgorde aan de beurt. De openingstrack ‘So What’ klonk sneller dan het origineel maar wist meteen te overtuigen. Trompettist Wallace Roney kon natuurlijk onmogelijk Miles doen vergeten maar slaagde er toch in de juiste toon te zetten. Dat gold ook voor tenor saxofonist Javon Jackson, die fysiek wat leek op de jonge Sonny Rollins, maar in deze setting de rol van John Coltrane toebedeeld kreeg. Deze laatste naar de kroon steken lukt niemand, een eerlijke tribute neerzetten kon gelukkig wel. Het derde lid van de blazerssectie, altsaxofonist Vincent Herring, kwam door zijn levendige spel misschien het best uit de verf in de rol van ‘Cannonball’ Adderley. Bassist Buster Williams speelde het hele concert door op niveau en liet af en toe een mooie solo horen.
‘Freddy Freeloader’, de tweede track uit ‘Kind Of Blue’, genoemd naar een zekere Freddy die er steeds in slaagde om tijdens concerten van Davis gratis binnen te geraken, is misschien het meest frivole nummer van de plaat. Ook deze live versie konden we smaken, mede dankzij het leuke pianowerk van Larry Willis, die de rest van de avond zou blijven schitteren. Tijdens ‘Blue In Green’, de eerste ballad uit het album , viel het subtiele drumwerk van Jimmy Cobb op, die zijn cymbalen aanraakte alsof ze van porselein waren. ‘All Blues’ bracht met vele solo’s het beste in iedere muzikant naar voren. Tijdens afsluiter ‘Flamenco Sketches’, de tweede ballad, riep trompettist Walace Roney Spaanse sferen op, zoals zijn leermeester Miles Davis hem dat had voorgedaan.
Na het spelen van de reguliere plaat volgde nog één extra nummer ‘The Theme’, waarin de inmiddels tachtigjarige Cobb het publiek kon trakteren op een schitterende drumsolo, iets waar er op ‘Kind Of Blue’ nooit plaats voor was.
De voltallige band werd daarna nog teruggeroepen voor één extra bisnummer en verliet dan tevreden het strijdtoneel onder een daverend applaus van het Brussels publiek. Dat ‘Kind Of Blue’ nog vele generaties (jazz)muzikanten zal beïnvloeden is nu al een vaststaand feit. Deze tribute, met op het podium één van de originele muzikanten die op de legendarische opnames heeft meegespeeld , kunnen we niet anders beschrijven dan volstrekt uniek. Bedankt AB!
(Meer foto's)
Abonneren op:
Posts (Atom)