maandag, juli 26, 2010

Fogerty triomfeert op Kick-Off Suikerrock

Doors: 19 uur, stond er in grote letters op de affiche en rondom dat tijdstip openden Robbie Krieger en Ray Manzarek, de originele Deuren van weleer, het Suikerrockfestival. We zagen de overlevers van de legendarische groep al een paar keer eerder aan het werk tijdens de voorbije jaren. Onder de namen ‘Doors of the 21th Century’ en daarna ‘Riders On The Storm’ leverden Krieger, Manzarek & Co in het verleden telkens gedreven concerten af, waarna wij, als volbloed Doors-fans, tevreden huiswaarts keerden. Tijdens deze periode mocht Ian Astbury (The Cult) de rol van Jim Morrison vertolken en deze kwijtte zich behoorlijk van zijn taak. Na Astbury kreeg Brett Scallions (Fuel) zijn kans om in de huid van Morrison te kruipen. Niet lang, want hij werd al spoedig de laan uitgestuurd.
In Tienen stond een Kroatische zanger, met een naam die een beetje klinkt als een ex-joegoslavische oorlogsmisdadiger, achter de microfoon. Miljenko Matijevic zag er niet alleen uit als een gebuisde deelnemer van Idool van de Balkan maar klonk ook zo. Geen enkel moment kwam zijn act geloofwaardig over en ook muzikaal boterde het niet. Van een machtige song als ‘Break On Through’ bleef geen spaander heel. ‘When The Music’s Over’ deed ons verlangen naar het moment dat in de songtitel beschreven staat. Maar het werd nog genanter als de 71-jarige Manzarek het volk aanzette tot het gebruik van marihuana en LSD. Krieger, met Morrison T-shirt en een broek die Prins Carnaval jaloers zou maken, degradeerde samen met zijn makkers ‘Alabama Song’ tot een onnozele hoempapa, die –in het beste geval- nog door mijn suikertante kon worden gesmaakt. Het Tiense publiek pikte dit echter zonder morren en zwaaiden met de armen alsof er opnamen gemaakt werden voor ‘Tien om te Zien’. ‘Love Me Two Times’ zong Matijevic daarna schreeuwerig met gebalde vuisten. We konden alleen maar hopen hiervan gespaard te blijven. Van dit machogedoe, verlos ons Heer. De gitaarintro van Krieger bij ‘Spanish Caravan’ kon nog enigszins boeien maar afsluiter ‘Light My Fire’ genereerde op geen enkel moment een orgastische steekvlam zoals in verleden want tot meer dan een uitdovend waakvlammetje bleken deze klapdeuren niet in staat. Doodjammer.
Kort daarna was het de beurt aan John Fogerty. Vanaf de eerste noot wisten we dat dit geheel andere koek zou worden. ‘Hey Tonight’ schoot vurig uit de starttblokken. ‘Green River’, één van CCR’s allerbeste nummers, beet van zich af als een stel hongerige alligators in de Mississippi., waarna Fogerty met ‘Who’ll Stop The Rain’ een eerste kippenvelmoment opdiende. Ongelooflijk met wat voor straffe band Fogerty voor de dag kwam. De volledig uit graniet opgetrokken Kenny Aronoff, één van de sterkhouders uit deze groep, heeft al jaren zijn plaats in de Champions League der drummers verdiend. Op elk moment slaat hij spijkers met koppen. Maar ook de andere bandleden mochten er wezen. Op een bepaald moment stonden zes (6!) gitaren prinsheerlijk naast mekaar te jengelen. Nu en dan hoorden we vleugjes country passeren, waarbij viool en mandoline vlotjes bij het instrumentarium werden gevoegd. Eigenlijk bestond dit concert enkel en alleen maar uit hoogtepunten, maar omdat we u horen aandringen willen we graag toch nog enkele namen noemen. Het weergaloze ‘Ramble Tamble’ bijvoorbeeld, dat rockte als de beesten zoals alleen de beesten en Forgerty kunnen rocken. Een stel mooie covers als ‘Pretty Woman’ en ‘Summertime Blues’ waarin Fogerty zijn hele ziel prijsgaf. En wie voor de vierslag ‘Bad Moon Rising’, ‘Fortunate Son’, ‘Rocking All Over The World’ en ‘Proud Mary’ niet door de knieën gaat is een houten Klaas of heeft iets verkeerd gegeten. Game, Set, Match: John Fogerty!
Even voor elven was het tijd voor de bekendste Amerikaanse baarden uit de rockwereld. Soms vragen wij ons vertwijfeld af waar die mannen met hun verstand zaten toen ze hun look uitvonden. Zoiets moet na veertig lange jaren toch om gek te worden zijn. Of God. Hoe dan ook, met het schitterende concert van Vorst 2009 nog fris in ons geheugen stonden onze verwachtingen hoog gespannen.
ZZ Top zette lauw in met ‘Got Me Under Pressure’, dat de belofte uit de songtitel geenszins waarmaakte. Zanger Billy Gibbons zag er wat vermoeid uit (druk tourschema) en was (mogelijk hierdoor) duidelijk slecht bij stem. Daarenboven stond het volume veel te laag en haalde de groep zelf de vaart uit hun optreden door al te vaak hun nummers te onderbreken, alsof ze zich om één of andere reden moesten inhouden. Het tempo bleef sowieso te traag. Toppers als ‘I’m Bad I’m Nationwide’ en ‘Cheap Sunglasses’ braken daardoor geen potten maar verzonken in een egale geluidsbrij. De Hendrixcover ‘Hey Joe’ klonk even later nog wel aardig, maar daarna leek zowat elke song een kopie van de vorige. De finale met ZZ Top klassiekers ‘Give Me All Your Lovin’’, ‘Sharp Dressed Man’, ‘Legs’ en ‘La Grange’, allen ondersteund door leuke videobeelden op groot scherm, schudde de massa nog wel wakker maar tot de verwachte zegetocht leidde dit helaas niet meer. We kunnen alleen maar vurig hopen dat de heren Gibbons, Hill & Beard tijdens het najaar in Vorst uit een ander vaatje zullen tappen.
Tenslotte mocht Zaki, de Vlaamse godfather der DJ’s, de avond afsluiten achter zijn draaitafel. ‘(I Can Get No) Satisfaction’ knalde als vanouds gemeen(d) uit de boxen.
(zie foto's)

donderdag, juli 22, 2010

Bluesoogst in Peer viel magertjes uit

Vol verwachting trokken wij ook dit jaar naar de Hoogmis van de Blues in Peer maar het werd een beetje een tegenvaller. De namiddag was nochtans goed begonnen. Dankzij Dwayne Dopsie & The Hell Raisers en hun onweerstaanbare Zydeco muziek sloeg de vlam al vroeg in de tent. Dopsie, een uitstekende accordeonist en zijn uitstekende band waarin een fantastische wasbordspeler fungeerde, brachten een hele set lang muzikaal vuurwerk. Daarna mocht de legendarische Booker zijn kunstjes tonen op de Hammond B-3. Instrumentals als ‘Green Onions’, ‘Hip Hug-Her’ en ‘Soul Limbo’ speelde hij naar de hemel, maar als zanger / gitarist schoot de sympathieke Booker toch wat te kort. Eli Paperboy Reed lieten we al snel aan ons voorbijgaan, wegens te veel Amerikaanse poeha en te weinig origineel. Geen nood, dachten wij want wij hadden ingezet op Van Morrison. Het bleek achteraf een verkeerde gok. De humeurige Noord-Ier slaagde er wel in de dranktenten enige tijd plat te leggen, tot groot ongenoegen van het publiek die hem daarvoor, bij zijn aantreden, op een verdiend fluitconcert trakteerden, maar zelf bakte hij van zijn optreden helemaal niks. Muzikale impotentie is zowat de enige omschrijving die we aan Morrison’s gemompel- want zingen kunnen we die nauwelijks noemen - kunnen toeschrijven. Niemand, zelf Gloria niet, kon het zinkend schip van Van The Man redden. En aangezien dit het derde slechte concert op rij was waarvan we het ongenoegen hadden om het mee te maken, zal er veel overredingskracht nodig zijn om ons nog een volgende keer te mobiliseren als Morrison in het land is. Afsluiter Canned ‘We- stoppen-pas-als-we-doodvallen’ Heat stelde niet teleur, maar konden ons toch ook geen volledig concert lang boeien. ‘On The Road Again’ en ‘Going Up The Country’ blijven echter songs die we eeuwig in het hart zullen dragen. Maar de Perenoogst anno 2010 bleef desalniettemin toch wat magertjes. Mag het volgend jaar terug iets meer zijn? (Klik op de collage bovenaan om te vergroten)

maandag, juli 19, 2010

Flip Kowlier en The Original Wailers laten het zomeren








De symphatiekste onder alle West-Vlaamse artiesten stond in het Rivierenhof misschien net iets te vroeg geprogrammeerd. Het volk stroomde nog volop binnen toen Flip Kowlier en zijn Moaten, bestaande uit een full band, inclusief twee fijn bewegende achtergrondzangeressen, hun set inzetten met ‘Zwembad’. Al snel gooide hij ‘Mo Ban Nin’ er tegenaan, zijn grootste hit uit zijn nieuwste plaat ‘Otoradio’, waarvan we even later ook nog het titelnummer voorgeschoteld zouden krijgen.
Uit de bindteksten onthielden we dat Flip van wel degelijk van Antwerpen houdt en dat hij –origineel als hij is- af en toe zichzelf covert, hetgeen hij inderdaad bewees met leuke herwerkte versies van ‘Grootste Lul van’t Stad’ en ‘Welgemeende’. De Izegemse bard bracht alles bij elkaar een gesmaakte combinatie van ska, reggae en Vlomsche Popmuziek. ‘Mama (No Wo Homme Hon?)’ bleek andermaal een voorbeeldige getuigenis dat de nieuwe plaat van Kowlier deugt. Alleen jammer dat het publiek zich wat tam gedroeg (de warmte?) want Flip & orkest verdienden meer dan alleen maar wat doordeweeks applaus. Het laatste nummer ‘Is dit alles?’, een cover van Doe Maar bracht wel wat meer sfeer in het openluchttheater en had hij toen nog een uurtje kunnen doorgaan was de hele zaak misschien wel ‘In de Fik’ gegaan. Maar die kans kreeg Flip Kowlier en de zijnen helaas niet, want inmiddels stond de artiestenbusje, met daarin The Original Wailers al klaar.
Hoe origineel de The Original Wailers anno 2010 precies nog zijn is nog altijd de vraag. Terwijl pakweg twintig jaar geleden The Wailers Band nog bestond uit een pak meer originele leden (waaronder Aston ‘Family Man’ Barett en Tyrone Downie) en daarenboven geregeld optraden met de orignele I-Trees, spelen in het huidige sextet enkel nog Junior Marvin en Al Anderson mee. Dit duo kreeg in het Rivierenhof het etiket ‘original’ Original Wailers opgeplakt. En we moeten toegeven dat deze voormalige dienaren van de Reggaekoning de muzikale erfenis van hun voormalige broodheer Bob Marley met zorg uitdroegen. De groep bracht een set bestaande uit bekende en minder bekende Marleysongs, aangevuld met wat eigen materiaal dat er mocht zijn.
Met opener ‘Natty Dread’ lokten The Orinal Wailers meteen een groot deel van het Antwerpse publiek naar voren om zich de rest van de avond op de tonen van de heilige reggaemuziek te komen uitleven. Dit volkje bestond waarlijk uit mensen tussen zeven en zevenenzeventig jaar oud. Ouwe landrotten en rastafari’s zowel blank als zwart, dansten schouder aan schouder met vaders en zonen, moeders en dochters. De muziek van Bob Marley verenigt alle leeftijden want is per definitie tijdloos, zoveel is zeker. Jah knikte glimlachend in de coulissen en zag dat het goed was.
Maar terug naar de muziek. ‘Positive Vibration’ is de energie waar alles bij de rastafari’s allemaal om draait en de song werd dan ook flink meegebruld door alle gelovigen. ‘War’ klonk fel, al had het niet de opruiende kracht die Marley er ooit aan gaf. Junior Marvin nam vaak de zangpartijen voor zijn rekening al kreeg keyboardspeler Desi Hyson hiervoor ook zijn kans. Al Anderson blonk de hele avond uit op leadgitaar, maar trok met zijn gitaarspel soms net iets te veel aandacht naar zich toe met partijen die richting metal dreigden te evolueren. Keep it simple, Al!
Eén van de hoogtepunten van de avond volgde met een heerlijke versie van ‘Stir It Up’, quasi perfect door de groep met Marley’s oudgedienden neergezet. ‘Forever Lovin’ Jah’ prees de Heer terwijl stilaan allerlei Ganja luchtjes het luchtruim voor het podium vulden.
Eigen nummers als ‘Solution’, ‘We’re The Children’ en ‘Black Bird Fly’ moesten de aandacht trekken op de nieuwe cd van deze groep die begin volgend jaar uitkomt. Het zal dan tevens dertig jaar geleden zijn dat Bob Marley voorgoed naar de eeuwige rastavelden verdween. Onnodig te zeggen dat deze songs de vergelijking met de Marley klassiekers niet echt konden doorstaan, al klonken ze zeker niet verkeerd. Nieuw materiaal houdt een band als deze, die toch al vooral retro nummers ten gehore brengt, levendig. Het publiek bedankte met beleefd applaus.
Verder vonden we het aangenaam dat The Original Wailers naast het overbekende werk van Marley ook voor minder bekende songs van de grootste reggaeartiest allertijden kozen. Denken we bijvoorbeeld maar aan half vergeten pareltjes als ‘We And Dem’, ‘Heathen’ of zelfs ‘Pimper’s Paradise’.
Wie tenslotte nog eens uitstekende versies van ‘Buffalo Soldier’, ‘Three Little Birds’ en het ultieme ‘Jammin’’ als uitsmijter ten gehore krijgt, mag Jah, The Lord dankbaar zijn. Vol van genade reden wij met de reggaeritmes nog in ons hoofd helemaal terug naar Babylon (omdat wij de wegwijzers naar Jamaica helaas niet meer konden vinden). Rastafari! (Foto's: hier en hier)

vrijdag, juli 09, 2010

Caetana Veloso kleurt AB Braziliaans

Terwijl miljoenen kijkers vol spanning de voetbalthriller Duitsland-Spanje volgden, bood de Ancienne Belgique de culturele meerwaardezoekers een schitterend alternatief in de vorm van een concert van de Latijnse superster Caetana Veloso, een beroemde Braziliaan als het ware , die –voor één keer- zelfs geen voetbalvedette hoefde te zijn.
Veloso hoeft nauwelijks voorgesteld te worden. Zijn status ligt in Latijns-Amerika even hoog als die van zijn leeftijdsgenoten Paul McCartney of Bob Dylan in de rest van de wereld. Hij mag tot op de dag van vandaag beschouwd worden als één van de meest populaire en invloedrijke songschrijvers en zangers van het Zuid-Amerikaanse continent. Ook als linkse intellectueel die zich fel keerde tegen de dictatuur die tot midden de jaren tachtig heerste in Brazilië is Caetana Veloso genoegzaam bekend.
De laatste jaren trad de zanger met de regelmaat van de klok op in ons land. Het allereerste concert dat we van hem zagen in een uitverkocht Paleis voor Schone Kunsten zullen we nooit vergeten en ook het optreden van 2007 in dezelfde Ancienne Belgique waarin hij veel Engelstalige covers bracht is ons flink bijgebleven.
Deze keer trad de Braziliaanse nachtegaal aan met een heuse rockband bestaande uit drie jonge muzikanten: Pedro Sá (gitaar), Ricardo Dias Gomes ( Bas/Keyboards) en Marcelo Callada (drums). Gezien het leeftijdsverschil (Caetana moet ogeveer even oud zijn als de drie samen) leek het er een beetje op dat er een hippe universiteitsprof vergezeld van enkele van zijn studenten op het podium stond. Dit gevoel werd nog wat versterkt door een grote deltavlieger die als een soort versiering op de planken stond en de drummer helemaal overvleugelde. Muzikaal hoefden we ons echter weinig zorgen te maken want alles viel vanaf de eerste noot mooi in zijn plooi.
De stevige samba “A Voz Do Morto” (Stem uit de Dode) deed dienst als ideale opener. Met dit nummer stuurde de zanger een hoopvolle boodschap uit (Ik ben moedig / Ik ben de samba / De stem van de doden / Achter de muur / De tijd voor alles / Wereldvrede / In de glorie!) die door het publiek meteen werd opgepikt.
Er volgden meer songs met de samba als onderliggend ritme, maar creatieve geest Pedro Sá voegde af en toe ook wat dissonante klanken toe met zijn gitaar. Hij beschikte tevens over een groot arsenaal pedaaltjes die hij naar hartenlust wist te gebruiken. Soms speelde de band zelfs echt hard en dachten we even aan omschrijvingen als samba metal of samba punk. Maar gelukkig liep het niet zo’n vaart.
Tijdens ‘Perdue’ kreeg Veloso alle kansen om zijn gouden falsetstem, toch zeker één van zijn handelsmerken, te gebruiken. Wat later volgde het enige Engelstalige nummer uit de set, daterend uit 1971 toen Veloso in Londen resideerde : “Maria Bethânia”, tevens opgedragen aan de zus van Caetana met dezelfde naam. De heerlijke song ‘Irene’ volgde en ontpopte zich tot een meezingmoment voor iedereen die het Portugees machtig was. Het Spaanse “Volver’ was een ander pareltje dat de zanger uit zijn mouw schudde. Zijn verbodenheid met de Spanjaarden zou later nog blijken toen hij enthousiast de einduitslag van de halve finalewedstrijd de zaal toeschreeuwde.
Dat Caetana Veloso nog steeds zijn politiek engagement niet verloren heeft moest blijken uit het dreigende “Base de Guantánamo” (uit zijn jongste plaat ‘Zii e Zie’). Daarna bracht de Braziliaan nog enkele heerlijke Bossa Nova nummers solo op de akoestische gitaar, waardoor de Ancienne Belgique stilaan veranderde in een Tropicalia Tempel. Zeker als daar nog wat extra sambaritmes op volgden.
Na een optreden dat bijna twee uur duurde bedankte de artiest tijdens de bisnummers nog met het zomerse “A Luz de Tieta” dat opnieuw flink werd meegezongen en nam dan als een tevreden man afscheid. Pogingen om de zanger daarna nog terug op het podium te lokken mislukten, al bleef het Brusselse publiek minutenlang schreeuwen om meer.
Buitengekomen merkten we hoe onze hoofdstad stormenderhand ingenomen werd door feestende Spaanse voetbalsupporters. Muzikaal had echter Brazilië al lang gewonnen. (Meer Foto's)

donderdag, juli 08, 2010

Melody Gardot als een nachtegaal in het Rivierenhof

Een heerlijk zomerweertje en een schitterende artieste op de affiche van het openluchttheater in het Rivierenhof. Hoe zalig kan vakantie zijn? We zitten nog steeds te dubben op een afdoend antwoord op deze vraag. Feit was dat we wel heel erg uitkeken naar de passage van Melody Gardot, vooral met haar overrompelend optreden in het Koninklijk Circus van eind vorig jaar in het achterhoofd.
Als voorprogramma kregen we het Antwerpse Dez Mona op het menu dat deze keer als trio optrad. Dit gezelschap brengt een mix van jazz & pop met daarover een laagje soul. De wendbare stem van zanger Gregory Frateur durft soms wel eens bekoren, maar we moesten vooral denken aan een zekere Morrisseyaanse dramatiek als we de zanger bezig zagen. Het trio speelde echter een thuismatch en kreeg een zekere bijval bij het publiek, maar er zal meer nodig zijn om ons helemaal te overtuigen.
Onder het licht van de warme ondergaande zon verscheen Melody Gardot en haar band ten tonele. De platinablonde Amerikaanse zag in long dress-mode een beetje uit als een kruising tussen Grace Kelly en Kim Novak. De wandelstok waarmee ze zich bediende vloekte enigszins met de naaldhakken die ze droeg, maar dat moest misschien wel de bedoeling zijn. Net zoals in Brussel begon ze haar set aan de piano met het betoverende ‘The Rain’, onmiddellijk gevolgd door het asdonkere ‘Your Heart Is As Black As Night’. Dit soort vocale jazz behoort tot de absolute top binnen het genre, wisten wij meteen al na een paar nummers.
Meteen viel ook op hoe fantastisch het orkest speelde dat de jonge jazzgodin mocht begeleiden. Saxofonist Irwin Hall liet uit zijn instrument haast goddelijke klanken horen. Even deed hij ons zelfs wat aan Sonny Rollins denken maar vooral qua acrobatie heeft deze jongeman nog weinig te leren. Zo blies Hall op zeker zelfs op twee saxofoons tegelijk, een huzarenstukje waarvoor hij een open doekje kreeg. Ook op klarinet en fluit wist deze muzikant zich verder te onderscheiden. Daarnaast stond er aan de contrabas ene zekere Charnett Moffet, een man die al acht soloplaten op zijn naam heeft staan en samen werkte met grotheden als McCoy Tyner en de Marsalis broertjes. Charnett verblijdde het publiek met enkele fel gesmaakte solo’s op zijn instrument en deed voor de rest zijn werk zoals het hoorde. De fijnzinnige drummer Charles Staab en de jonge Duitse Cellist Stephan Braun vervolledigden dit magnifieke orkest.
Maar de meeste aandacht ging uiteraard naar Gardot zelve. Rechtstaand en zachtjes wiegend achter de microfoonstandaard zong ze ‘Les Etoiles’ letterlijk naar de sterren. Bij ‘Baby, I’m A Fool’ speelde de uit Philadelphia afkomstige zangeres een fijn stukje gitaar, een instrument waar ze naar eigen zeggen wel van houdt (“Because it has only six ways it can do you harm”). Mannen zijn geen gitaren, zoveel maakte Melody ons hiermee wel duidelijk, al voelde ze zich wel erg gelukkig in het gezelschap van haar vier mannelijke begeleiders en liet dat ook meermaals fysiek blijken.
‘If The Stars Were Mine’, een eigen nummer dat nu al klink als een echte standard, bleek een ferme crowdpleaser en werd hier en daar zelfs zachtjes meegezongen. De dag dat Melody Gardot dezelfde status zal krijgen als pakweg Norah Jones of Diana Krall is niet meer veraf. Met deze laatste heeft ze zeker het gevoel voor Bossa Nova gemeen, zonder echter alleen maar binnen dit genre gevangen te zitten.
Het onder een mooie cellobegeleiding gebrachte ‘Deep Within The Corners of my Mind’ dompelde het Rivierenhof in een melancholieke sfeer. We kregen er nog een zwoele versie van ‘Summertime’ bovenop. Bij het invallen van de schemer heerste de overheerlijke stem van Gardot autoritair over het Rivierenpark als het gezang van de nachtegaal over de duisternis.
En er moest nog heel wat komen. Het van een indrukwekkende intro voorziene ‘Love Me Like A River Does’bijvoorbeeld, waarbij de jazzdiva als een bezeten kattin over haar piano kronkelde. Daarnaast overtuigde Gardot eens te meer met ‘Who Will Comfort Me’, een dreigende blues die ons naar het nekvel greep.
Afsluiten deed Gardot met feestelijke covers van ‘Caravan’ (Ellington) en het aan haar grootmoeder opgedragen ‘Over The Rainbow’. Na een werkelijk uitmuntend concert nam de nachtegaal uit Philadelphia breed glimlachend afscheid van haar Belgische publiek dat haar een meer dan verdiende staande ovatie gunde. Hoe zalig kan vakantie zijn? vroegen wij ons achteraf nog steeds af en we doken met deze gedachte zielsgelukkig de zwoele zomernacht in. (Meer foto's)

zondag, juli 04, 2010

Norah Jones zoekt en vindt zichzelf in Vorst

De tijd dat Norah Jones op 22-jarige leeftijd als een komeet naar de hoogste rangen van de Music Charts klom met haar debuutalbum ‘Come Away With Me’ (2002) ligt al even achter ons. Deze plaat was met 22 miljoen exemplaren één van de vijf best verkopende albums van de 2000’s en binnen het genre van de ‘Jazz’ klopte Jones met deze cijfers zelfs Miles Davies ‘Kind Of Blue’ als best-selling jazz album of all times.
Inmiddels bracht de zangeres drie andere platen onder haar eigen naam uit: ‘Feel Like Home’’ (2004), ‘Not Too Late’ (2007) en ‘The Fall’ (2009) die telkens gepaard gingen met een wereldtournee. Afgelopen donderdag stelde Jones en haar kompanen haar laatste plaat voor in een oververhit Vorst Nationaal voor een publiek van alle leeftijden want het succes van haar eerste plaat werkt tot de dag van vandaag nog steeds door.
‘What Am I To You?’ vroeg de zangeres zich in het openingsnummer terecht af. Volgens vele recensenten is de rode draad op haar nieuwste plaat de verwerking van de verbroken relatie met haar ex-bassist Lee Alexander. Volgens ons gaat deze plaat een heel stuk dieper en is Jones vooral op zoek naar zichzelf: artistiek, emotioneel en existentieel. Het heeft er alles van weg dat deze artieste haar oude huid van succesvol-braaf-jazz-zangeresje-dat-ook-een-beetje-piano-kan-spelen van zich af wil schudden. Ze doet dit echter niet burlesk, maar eerder langzaam en van binnenuit. Dit resulteert in een zekere ruimte voor evolutie hetgeen haar muziek beïnvloedt en deze in nieuwe, verrassende richtingen stuurt. Of het publiek bereid is om haar hierin mee te volgen is een andere zaak, maar Jones kiest in eerste plaats voor zichzelf.
Al vanaf het tweede nummer ‘Tell Yer Mamma’ omgorde ze de gitaar waarmee ze nooit virtuoos klonk, eerder wat meisjesachtig, maar het is precies dat wat haar charmant maakt. Daarnaast blijft zij natuurlijk een fantastische zangeres met een aangename, soepele stem die zowat alles aan kan.
Een eerste hoogtepunt van de avond kwam er in de vorm van ‘Chasing Pirates’, de schitterende single waarin Norah zich waagt aan een vleugje elektronica en waarin haar kompaan Sasha Dobson mooi kon uitpakken met de killer drumslagen die deze song onweerstaanbaar maken. Ook nieuwe songs als ‘Young Blood’ en ‘It’s Gonna Be’ kwamen mooi uit de verf, al kunnen we deze in de verste verte niet meer als Lounge Jazz bestempelen. Dat was zeker ook niet het geval voor de countryachtige Tom Waits-cover ‘Long Way Home’ en het bonkend en stotende, aan Waits verwante, ‘Sinkin’ Soon’.
Ja, de dochter van Ravi Shankar liet zich nog wel af en toe langs haar meer bekende zijde zien, meestal op momenten waarop ze plaatsnam achter de piano. Zo gold ‘Sunrise’ meteen als een publiekslieveling en dat bleek uiteraard ook het geval voor ‘Don’t Know Why’. Toch genoten wij meer tijdens nieuwe pareltjes als het introverte ‘Back To Manhattan’ en het subtiel komische ‘Man Of The Hour’, opgedragen aan… haar hond(!)
Eén van de sterkhouders van Norah’s band blijft zeker wel Smokey Hormel die zowel op akoestische als op (slide) gitaar wonderbaarlijke dingen liet horen. Misschien was hij het wel die Jones aanzette tot de oude Johnny Cash cover ‘Cry Cry Cry’. Hormel werkte immers aan de laatste, door Rick Rubin geproduceerde (American) platen van Cash mee en draagt zijn broodheer van destijds nog steeds in het hart.
De bisronde die Jones in petto had bestond uit een rondje Bluegrass waarin alle muzikanten zich rondom één microfoon schaarden. Eerst coverden ze ‘‘How many times have you broken my heart’ (H. Williams) waarna ‘Creepin’ In’ mooi volgde in dezefde stijl. Het publiek in het bloedhete Vorst Nationaal gaf Norah Jones een aarzelende staande ovatie. Achteraf hoorden we mensen hier en daar klagen dat Norah zo weinig ‘hits’ gespeeld had en dat het vroeger toch beter was. Volledig ten onrechte, zo argumenteerden wij. De vernieuwing waartoe Norah Jones zichzelf verplicht, bewijst net haar artistiek talent en haar sterke persoonlijkheid.
Wie echter voor zichzelf wil oordelen krijgt over enkele dagen een nieuwe kans op Jazz Gent. Warm aanbevolen!
(Meer Foto's)