zaterdag, november 19, 2011
Adam Cohen ontkent familieband niet
Shake
zondag, november 13, 2011
Raphael Saadiq genereert powersoul met atoomkracht
Shake
woensdag, november 09, 2011
Gillian Welch schittert in de Arenberg
Shake
zondag, november 06, 2011
Indrukwekkende Johnny Winter in Heerlen
Shake
zaterdag, november 05, 2011
Alice Cooper is nog steeds niet kapot te krijgen
Shake
vrijdag, november 04, 2011
McCoy Tyner: Eresaluut aan Hartman & Coltrane
Het McCoy Tyner trio, bestaande uit de pianist zelve, bassist Gerald Cannon trad in de AB niet aan met zijn vaste drummer Francisco Mela maar vond in Joe Farnsworth, die zijn sporen onder meer verdiende bij Diana Krall en Pharoah Sanders, een waardige vervanger. Aan dit trio werden tenor saxofonist Chris Potter, die de rol van Coltrane op zich nam en zanger José James toegevoegd. Deze laatste kreeg in ons landje enige bekendheid als muzikaal maatje van Jef Neve waarmee hij de plaatopname 'For All We Know' realiseerde, niet toevallig op hetzelfde Impulse label als jazzreus Trane. Jef Neve en José James creëerden in het recente verleden tevens een gesmaakt programma rond de muziek van de legendarische saxofonist en het mag dus ook geen wonder heten dat één en ander niet ongemerkt aan de neus van Tyner voorbijging en James nu de kans kreeg om aan zijn zijde de wereld rond te toeren.
De start-up van de avond gebeurde via enkele instrumentale nummers waaronder het melodieuze 'Fly With The Wind' ("een nummer dat ik al heel mijn leven speel," dixit Tyner) en 'Ballad For Aisha', een tweede Tyner original. De pianist bouwt deze laatste song aanvankelijk helemaal solo op om hem daarna in handen te geven van zijn muzikanten die mekaar enkele mooie solo's gunnen. De eerste rechtstreekse referentie naar Coltrane gebeurt in de vorm van 'Moment's Notice'.
Zijn typische hamerende speelstijl is door de jaren heen wat afgezwakt maar McCoy Tyner weet nog steeds als geen ander zijn muzieknoten te placeren, om het op z'n Brussels te zeggen. Ondertussen doet Chris Potter het meer dan behoorlijk op de tenor. Niet dat we Trane erbij zouden vergeten, maar plezierig luisteren blijft het alleszins.
Na de eerste drie instrumentale nummers loopt José James het podium op en het mag aan het publieksapplaus duidelijk wezen dat deze zoet gevoicede bariton reeds over een flink aantal Belgische fans beschikt, al houden die zich de rest van de avond wat gedeisd. De fysieke verschijning van de jonge Amerikaanse zanger uit New York mag er zeker zijn en we vermoeden meteen dat, naast 's mans grote muzikale kwaliteiten als vocalist, Jef Neve hier ook wel oog voor zal gehad hebben.
James zet eerst zijn tanden (of beter gezegd zijn lippen) in de wonderschone ballad ' Autumn Serenade'. De zanger kan de vergelijking met Johnny Hartman duidelijk doorstaan. Beiden beschikken ze over een warme bariton en een soepel verende frasering. Alleen het timbre van de twee zangers verschilt enigszins. Johnny Hartman zong op de plaatversie ook ietsje meer laid-back dan José James nu live in de AB. Niettemin kunnen wij van deze versies ten volste genieten.
De volgende ballad, 'Dedicated To You' genaamd, is opnieuw een schot in de roos, zowel qua zang als qua begeleiding. Het smoothly klinkend groepsgeluid dat de muzikanten genereren is er eentje om in te kaderen. Daarna mag het plagende 'You Are Too Beautiful' eventjes uit de pan swingen maar eindigen doet José James met het moeilijkste: een klassieker als 'My One And Only Love' (gecoverd door onder meer Sinatra, Fitzgerald, Martin, Vaughn,...) naar je hand zetten is bijna onbegonnen werk. Hij laat deze dan ook vrij dicht tegen de definitieve versie van Johnny Hartman aanleunen. Geen probleem echter want we noteren het als één van de hoogtepunten van de avond.
Na de gezongen passage van James duiken McCoy Tyner & Co opnieuw de jazzgeschiedenis binnen en trakteren ons nog op een swingend 'In A Mellow Tone' (Duke Ellington) en een Afrikaans aandoend slotakkoord waarvan we de titel helaas zijn kwijtgeraakt.
Er volgen daarna geen bisnummers meer en dus ook niet de verhoopte versies van 'Lush Life' en 'They Say It's Wonderful' en zo blijven dit de enige twee nummers uit de Coltrane/Hartman plaat die we tot onze spijt niet te horen kregen.
Desalniettemin mogen we niet alleen spreken van een bijzonder geslaagde muzikale avond maar bovendien ook van één van de mooiste jazzconcerten van dit bijna voorbije jaar. Thuisgekomen rondom middernacht doken we onze platenkast in en schoven we het Coltrane-Hartman album zachtjes in onze cd-speler om er een uur lang van te genieten. Chill out, Man! Een betere manier om deze dagen de middenvinger uit te steken naar de Halloween gekte bestaat er immers niet.
Shake
dinsdag, november 01, 2011
Sterke Patti Smith weet Sinner's Day toch nog te redden
Shake
woensdag, oktober 26, 2011
Wanda Jackson shakes it well
Shake
dinsdag, oktober 25, 2011
Imelda May geeft Rockabilly nieuw gezicht
Shake
zondag, oktober 23, 2011
Roger McGuinn tiereliert vrolijk in Gent
Eerste vraag: Heeft deze Byrd iets met palmen? Net zoals op R&B Peer enkele jaren geleden stonden er nu weer enkele groene kamerplanten opgesteld, maar dat was waarschijnlijk om het veel te grote podium toch wat intiemer te maken.
Met zijn rode 12-strings Rickenbacker om de nek kwam McGuinn, geheel in zwarte outfit en met een boswachterhoedje op het hoofd, de Gentse planken opgewandeld op de tonen van het van Bob Dylan geleende 'My Back Pages'. Als iemand het oeuvre van Dylan toegankelijk gemaakt heeft voor radio airplay dan zullen het The Byrds wel geweest zijn. Nog steeds steekt Roger de bewondering voor zijn almachtige goeroe niet onder stoelen of banken. Na een mooi akoestisch 'She Don't Care About Time' vertelt McGuinn hoe hij een gekregen kladje van Dylan bijna aanbad als was het The Holy Grail om het nadien te transformeren tot 'Ballad of Easy Rider', bedoeld voor de gelijknamige film uit 1969.
Onze vriendelijke Hoofdvogel wisselt met de regelmaat van een klok zijn Rickenbacker af met de speciaal voor hem ontworpen zevensnarige (!) akoestische gitaar. De hele avond zal verder blijken dat Roger een begenadigd gitarist is. Toch schiet hij als solo performer wat te kort. Hij speelt zijn liedjes rechttoe rechtaan maar mist toch wat bevlogenheid. Meestal oogst hij een beleefd applaus, maar zelden meer dan dat. De vlam in de pan krijgen we nooit, zodat werkelijk enthousiaste reacties uitblijven en het toch allemaal iets te braaf blijft.
McGuinn legt zijn jeugd en vroege invloeden bloot met versies van 'St. James Infirmary Blues', de Woody Guthrie song ' Pretty Boy Floyd' en het van Lead Belly en Lonnie Donnegan bekende 'Rock Island Line'. Daarna komen nog een reeks Bob Dylan adaptaties aan bod: 'All I Really Wanna Do' bijvoorbeeld waaronder McGuinn en zijn vogelvrienden een flinke Beatle Beat plaatsten, het countrygetinte 'You Ain't Goin' Nowhere' en -als piece de resistance- 'Mr Tambourine Man'.
Natuurlijk maakte de sympathieke Vogel ons ook deelgenoot in de glorie van de grote Byrds klassiekers. 'Chetnut Mare', '5D', 'Mr Spaceman, 'I Feel a Whole Lot Better', 'Eight Miles High' (een knipoog naar 'Eight Days a Week' van The Beatles) en het zweverige 'Turn, Turn, Turn': één voor één toch allemaal wereldklassiekers van formaat. Des te jammer dat McGuinn deze nummers solo moest performen, we misten toch wel het vroegere groepsgeluid en vooral de magistrale samenzang van de originelen. Ook minder bekend Byrds materiaal kwam aan bod via het mooie, samen met Gene Clark geschreven, 'Get To You' (uit de magistrale plaat 'The Notourious Byrd Brothers') en het hilarische 'Drug Store Truck Drivin Man' (ook wel bekend van de versie die Joan Baez hiervan neerzette op Woodstock).
Daarnaast blikte McGuinn terug op zijn solo carrière via onder meer de piratenhymne 'Jolly Roger', naar eigen zeggen bijzonder populair ten tijde van zijn deelname aan Bob Dylan's Rolling Thunder Revue, het van Joni Mitchell geleende 'Dreamland', de rocker 'Lover On The Bayou' en het nauwelijks bekende 'Parade Of Lost Dreams'.
Samengevat kunnen we zeker stellen dat het wederom een genoegen was om deze muzieklegende in ons midden te hebben. Toch was de man beter tot zijn recht gekomen middenin een ruimere orchestratie. Of met andere woorden: gevogelte kan best lekker zijn maar smaakt nog meer met wat verse groentjes en een portie friet erbij. Cheers!
Shake
donderdag, oktober 20, 2011
Bob Dylan haalt zijn slag thuis in Antwerpen
Shake
Knopfler kiest de moeilijkere weg
Shake
dinsdag, oktober 18, 2011
New Order stelt lichtjes teleur
Shake
vrijdag, oktober 14, 2011
Crosby & Nash: grootmeesters van de meerstemmigheid
Warm verwelkomd door hun Brusselse fans beginnen de Woodstock-veteranen opvallend stevig met 'Eight Miles High', de Byrdsklassieker waarin Crosby nog een hand had. "We have a lot of music to play tonight, " belooft Crosby (een belofte die hij en zijn dikbuikige vriend later, na meer dan twee en een half uur muzikaal entertainment, ook weten waar te maken). Maar eerst nemen beide artiesten wat gas terug met het mooie 'I Used To Be a King', gezongen door Nash en voorzien van subliem werk van Fontayne op leadgitaar. Deze laatste zal overigens het hele concert lang blijven schitteren op zijn instrument. Wie zulk een begenadigd gitarist in zijn rangen heeft staan, heeft overigens steeds al half gewonnen.
Herkenningsapplaus volgt voor een eerste hoogtepunt in de vorm van een glansrijk geserveerde versie van 'Long Time Gone', gevolgd door het gezellige 'Marakesh Express', dat ons niet zozeer naar Marokko doch eerder naar de groene weiden van Woodstock, NY voert. Ondertussen laat Graham weten dat het voor hem een eer is in de stad van zijn lievelingsschilder Rene Magritte te mogen optreden. Het Belgische publiek reageert lauw en schijnt zijn eigen helden nauwelijks te kennen. Wanneer Nash zich wat later luidop afvraagt waarom iemand op de vierde rij hem met een verrekijker zit te beloeren ("Do you want to see us THAT close?") krijgt hij het Circus wel aan op zijn hand. Crosby kan het niet nalaten nog wat humor toe te voegen door te suggereren dat die man mogelijk hun neusharen zit te tellen. Eventjes lijken Crosby & Nash de hippieversie van Laurel & Hardy, geen kat die dit erg vindt. Een ander grappig moment doet zich voor wanneer een harde fan plotsklaps 'I Love You' naar (één van?) beide heren roept, reageert Nash droogjes met "I would like your sister to yell that".
Het duo vervolgt met enkele minder bekende recentere songs als 'Old Soldier', het Neil Youngachtige 'Don't Dig Here' (over het dumpen van nucleair afval) en 'Wind On The Water' (over het vernietigen van het leven in onze oceanen). Verder spreken de grijze heren zich tussendoor ook uit voor de Occupy Wall Street beweging en tegen de oorlogswaanzin. Muziek en engagement voor een betere wereld blijft voor hen nog vaak hand in hand gaan, zoveel is duidelijk.
Shake
vrijdag, september 30, 2011
The Specials zetten AB op de kop
Shake
zaterdag, september 24, 2011
Brian Wilson blijft een rare vogel
Shake
donderdag, september 22, 2011
Sara Lee Guthtie & Johnny Irion stellen nieuwe plaat voor
Husband & Wife Irion-Guthrie, inmiddels al bijna twaalf jaar gelukkig gehuwd, hebben zich voor de gelegenheid versterkt met bassist Charlie Rose en drummer Zeke Hutchins (Tift Merrit's band) om aldus de sound van hun nieuwe plaat, "Bright Examples", live zo goed mogelijk gestalte te geven.
Eén en ander wordt meteen duidelijk wanneer dit viertal "Hurry Up And Wait" inzetten. De oude folky sound is vervangen door een groepsgeluid dat sterk aanleunt bij dat van de Jayhawks. Niet gek als je bedenkt dat ook Mark Olsen meewerkte aan het nieuwe album. Hierna volgt "Never Far From My Heart", voorwaar een prachtsong, maar helaas komt de stem van Sarah Lee in het begin nog wat povertjes uit de verf. Dat verbetert echter langzamerhand vanaf het dromerige "Seven Sisters", een song met verwijzing naar het astrologische teken dat dezelfde naam draagt.
Vervolgens trekt Johnny Irion de elektrische kaart met "Kindness", uit hun eerste plaat en daarna met de splinternieuwe song "Two Wave Hold-down", opgedragen aan The Beach Boys. 'Our Guitars still have Jetlag,' zwanst Johnny wanneer het stemmen enige tijd in beslag neemt. Toch kan je merken dat vooral Irion op deze hardere, elektrische momenten aanstuurt. Johnny blijkt immers de betere gitarist van het gezelschap en hij geniet er zichtbaar van om met zijn instrument Neil Youngsgewijs tekeer te gaan. Bovendien is Johnny, qua lichaamsbewegingen, duidelijk door dezelfde choreograaf gevormd als de Canadese Dinosaur Senior. Alleen het wapperen met de haren wil voorlopig nog niet zo goed lukken.
Het bijna esotherisch klinkende 'Butterflies', waarbij Charlie Rose zijn Epiphone Viola Bass te lijf gaat met een strijkstrok is een eerste rustpunt in de set. Ondertussen geeft vrouwe Guthrie ook wat zangles aan het publiek dat ze in achtergrondkoortjes verdeelt. Het door Sarah Lee met een ijl stemmetje gezongen "Target On Your Heart" neigt vervolgens alweer naar The Jayhawks, terwijl Johnny Irion er opnieuw een flinke Neil Young gitaarsolo mag uitpersen. De cover "Spin, Spin, Spin" als ode aan Jim & Ingrid Croce mag er absoluut zijn, hetgeen tevens kan gezegd worden over een nieuw nummer dat de titel "Hard Working People" meekreeg (toch niet geschreven voor de Vlamingen zekers?) Hier trekt Johnny de zang naar zich toe en mag Sarah Lee het ritmisch tikkeneitje beroeren, waaruit eens te meer blijkt dat over de taakverdeling binnen het gezin Irion-Guthrie serieus wordt nagedacht.
De titelsong van hun nieuwe plaat "Bright Examples" is gebaseerd op het verhaal van een eenzame reiziger op Appalachian Trail die Sarah Lee en Johnny langs hun deur zagen passeren. Zowel qua thematiek als qua vormgeving zitten we hiermee weer op het spoor van het betere Neil Young werk, hetgeen we zeker als compliment bedoelen.
Shake
maandag, september 19, 2011
Groovin' with Kitty, Daisy & Lewis
Het Londense punkrockbandje The Sharp Tongues dat als openingsact geprogrammeerd stond, kon ons slechts matig boeien. Een zangeres op paar gouden laarzen, een krachtige drummer en een wijdbeens staande bassist is misschien net voldoende om associaties met rock'n'roll op te roepen maar als, zoals hier, de songs weinig om het lijf hebben, stelt het allemaal weinig voor.
Gelukkig maakten Kitty, Daisy en Lewis onze avond toch goed. Openend met de titelsong van hun laatste plaat, de instrumental 'Smokin' In Heaven' ging broer Lewis, samen met zijn zusjes meteen op zoek naar de juiste groove. Daar is het deze jonge band nu net om te doen en daar blinken ze ook in uit. Ze houden het allemaal graag wat rudimentair en bovendien gebruiken ze het liefst vintage muziekmateriaal. Zoals een classicus die zweert bij historische instrumenten, pakken Kitty, Daisy en Lewis het liefst uit met muzikale voorwerpen die al meer dan één leven achter de rug hebben. Bovendien wisselen ze deze instrumenten net zo vaak als ware het de tennisballen op het toernooi van Wimbledon. De drummer van de band? Dat zijn wij allemaal (om de beurt), meneer! Maar als we onze favoriete slagwerk(st)er moeten noemen, kiezen wij onverwijld voor Daisy die telkens haar hele lijf ritmisch in de strijd gooit.
Ook vocaal wisselen de broer en de zusjes af. Daisy zingt een gedreven 'I'm Going Back', een heerlijk swingend 'Will I Ever', een kattig kwaad 'Messing With My Life' (het nummer dat het dichtst bij pop aanleunt) en ze is ook de vertolkster van publiekslieveling 'Going Up The Country'. Kitty mag zich onder meer vocaal uitleven in enkele rootsige old-school ska-nummers als 'Tomorrow' en 'I'm So Sorry'. Lewis tenslotte, die misschien toch wel over de beste stem van het drietal beschikt, etaleert zijn kunsten in het countryachtige 'I'm Going Home' het funky 'Don't Make A Fool Out Of Me' en het oergezellige 'Hillbilly Music'.
Tussendoor komt de Jamaicaanse trompetlegende Eddie 'Tan Tan' Thornton (sessiemuzikant bij onder meer The Beatles, The Rolling Stones, Jimi Hendrix, Bob Marley,...) als special guest tijdens enkele ska-nummertjes de ziel uit zijn lijf blazen. In tegenstelling tot de jeugdige Durhams is Thornton niet zo schuchter en durft hij als een echte entertainer met het publiek te communiceren, waarop telkens een golf van applaus volgt. De meisjes komen op dat vlak niet verder dan vriendelijk glimlachen en nu en dan een verlegen 'Thank You' te murmelen. Lewis onderneemt af en toe een poging om toch iets te zeggen tegen zijn publiek (iemand moet het toch doen) maar zit meestal in zijn gedachten al bij de volgende instrumentenwissel.
Geen nood echter, het is de muziek die telt en jawel hoor, die weet ons heus wel te beroeren. De bluesy harmonica van Kitty, het ferme gitaarspel van Lewis en de ontstuitbare ritmiek van Daisy en het stevige achtergrondwerk van mum & dad Durham laten de AB grooven dat het een lieve lust is.
Helaas duren schone liedjes nooit lang en komt er, na een bisronde, ook een einde aan dit concert. Zonde eigenlijk.
Shake
donderdag, juli 14, 2011
The Pogues in het rivierenhof: Alive, (drunk) & kickin'
Tijdens het voorprogramma maken we kennis met Donkey Boni, een nieuw trio onder leiding van Gunther Nagels (Donkey Diesel). Openingsnummer 'Instant Street' (dEUS) herkennen we pas na enige tijd want Gunther maakt het zijn publiek niet gemakkelijk. De zanger klinkt met zijn diepe grafstem zowat als een moderne versie van Nonkel Van Grauwel. We kunnen hun muziek misschien het best beschrijven als erg repetitief en minimalistisch. Het publiek lust er duidelijk geen pap van. "Schrijf maar op: Worst Band Ever," schreeuwt een Hollander ons toe. Duidelijk is wel dat deze muziek (voorlopig) eerder thuishoort in experimentele achterkamertjes dan in een openluchttheater.
The Pogues verschijnen slechts een kwartier te laat ten tonele, hetgeen we best redelijk achten gezien hun reputatie. 'Streams of Whiskey' is de perfecte opener en vertelt meteen letterlijk waar McGowan vandaan komt. Indien Shane voor één keer nuchter zou zijn, zouden we hier wereldnieuws kunnen schrijven maar de zanger lalt, wauwelt en lispelt nog steeds als Stan Laurel die in een wijnvat gevallen is. Een drietal gin-tonics staan op het dienblad naast zijn microfoon om Shane's alcoholpeil op niveau te houden. Ondertussen rookt het enfant terrible van de Ierse folk ook nog als een Turk. Maar ondanks dit alles staat hij er wel en dat mag met deze levensstijl stilaan een wonder heten.
Misschien doen we er goed aan hier te spreken over punkfolk of nog beter pubfolk want dit gezelschap tovert het Rivierenhof in geen tijd om in een gezellige Ierse pub waar het geen ene zier uitmaakt of er juist of vals gezongen wordt. De goede vibes primeren en die zijn er in overvloed.
De achtkoppige band pakt gretig uit met klassiekers. 'If I Should Fall From Grace With God' volgt op het openingsnummer. Dit orkest waarin o.m. mandola, mandoline, accordeon, drums, tin whistle, banjo en allerlei gitaren figureren, musiceert onberispelijk op niveau. Not the piano has been drinking, maar slechts de zanger. Shane brengt het er, geruggesteund door de backing vocals van zijn makkers, al bij al nog goed vanaf. 'A Pair of Brown Eyes', 'Tuesday Morning', 'Sunny Side of the Street' klinken allemaal meer dan behoorlijk. Toch zien we een paar oudere koppels hoofdschuddend het openluchttheater verlaten, mogelijk dachten zij aan de plaatversies van deze songs die inderdaad mijlenver af liggen van het gebral dat we nu te horen krijgen. Maar hey, ook Bob Dylan zingt niet meer als in de jaren '60!
Als McGowan tijdens een drietal nummers het podium even verlaat (om aan de whiskeyslang te hangen? om te plassen? om een nieuw pakje sigaretten te scoren?) en de gedoodverfde Pogues' ondervoorzitter Peter 'Spider' Stacy de zang even van hem overneemt, is de band plotsklaps zichzelf niet meer. De meerwaarde van McGowan, zelfs in dronken versie, blijft nog steeds bepalend voor de groep.
Ond ertussen gaat het feestje gewoon verder. 'And the Band Played Waltzing Matilda' brengt Tom Waits in gedachten. Greatest hit 'Dirty Old Town' wordt door honderden kelen meegezongen, terwijl 'Sally MacLennane' de voorste gelederen alweer aanzet tot een rondje pogoën en crowdsurfen.
The Pogues komen nog drie keer terug voor een encore. Tijdens deze bissen weten vooral 'The Irish Rover' en een knotsgek 'Fiësta', waarbij enkele Poguesleden met een metalen dienblad op hun hoofd knotsen, de uitgelaten sfeer te consolideren.
Ergens staat deze groep op een lijstje van de 50 groepen die je zeker moet zien vooraleer te sterven en eerlijk, we zijn blij dit optreden meegemaakt te hebben. Geruchten doen de ronde dat dit wel eens de laatste tournee zou zijn van de Britse groep en dat zou jammer zijn. Ierland heeft het al zwaar genoeg dezer dagen. (Meer foto's)
Shake
zondag, juli 10, 2011
Ringo Starr eindelijk nog eens in de Lage Landen
Shake
vrijdag, juli 08, 2011
So Beautiful, So Sonny!
Traditiegetrouw mag de band die het vorige jaar uitkwam als laureaat van de wedstrijd Jong Jazz Talent Gent het festival openen. We maakten graag kennis met het Nathan Daems Quintet dat zijn ontstaan te danken heeft aan het Gentse conservatorium waarop enkele leden mekaar leerden kennen. Het kwintet begon merkwaardig als duo aan de set met Nathan op sopraansax en Simon Segers aan de drums en creëerden een Oosters aandoend sfeertje. Nadien vervoegden Bart Vervaek (gitaar), Sebastiaan Gommeren (bas) en Fulco Ottervanger (piano) het aanvankelijke duo. Vooral deze laatste deed zich opmerken op de keyboards als knoppentovenaar waardoor hij misschien iets te veel aandacht naar zich toetrok. Nathan Daems, die wisselde tussen sopraan- en tenorsax, blies het hele concert op niveau en weet zich te handhaven als een de onverstoorbaar frontman van de groep. Zijn bindteksten verwoordt hij nog wat schuchter ("en nu Libanees jazz walske om iedereen gerust te stellen") maar zijn talent zal ervoor zorgen dat hij binnen het circuit zijn plaats zal vinden. Tijdens eigen composities van Fulco Ottervanger klinkt hun muziek nogal experimenteel of misschien beter hedendaags. De Oosterse, vaak Arabische, invloeden die vaker opduiken maakt het allemaal wel interessant. Dat het voor Nathan en zijn kompanen een hele eer was dit festival te mogen openen konden we wel begrijpen.
Als tweede act op het festival stond de Franse Michel Portal geprogrammeerd. Portal is een grote naam binnen de Europese jazz en zelfs binnen de klassieke muziek. Hij werkte onder meer samen met Karlheinz Stockhausen, toch ook één van de meesters van de 20ste eeuwse ernstige muziek. Een zekere ernst typeert deze Fransman wel die vaak met gesloten ogen op het podium staat alsof hij alle klanken die hijzelf samen met zijn groepsleden produceren diep in zichzelf opneemt om daarna al dan niet bij te sturen. Mits enkele handgebaren of subtiele blikken leidt hij zijn band die bestaat uit Nasheet Waits (drums), Harish Raghavan (bas), Bojan Z (piano) en Ambrose Akinmusire (trompet). Zelf wisselt de Fransman tussen sopraansax en basklarinet. Vooral via dit laatste instrument maakt hij diepe indruk. Jammer wel dat hij zijn bandoneon thuis liet want naar het schijnt blinkt hij ook hierin uit. Tijdens dit concert stelt Portal zijn jongste album voor 'Bailador'. De muziek klinkt complex, soms wat intellectualistisch maar bevat desalniettemin vele boeiende momenten. Straf bijvoorbeeld hoe Portal, opgejaagd door helse ritmes duelleert met zijn jonge trompettist en deze het vuur aan de schenen legt. Het Gentse publiek lust hier wel pap van en beloont het ensemble met een daverend applaus.
Toch, ere wie ere toekomst, zitten de meeste aanwezigen te wachten op de sympathieke, bijna 81-jarige Sonny Rollins, bijgenaamd Saxophone Colossus of zeg maar de laatste levende Jazz Gigant uit de generatie Coltrane / Monk / Davis / Roach met wie hij allen samenspeelde en opnam. De verdiensten van deze artiest voor de Jazzwereld kunnen met geen woorden overschat worden. Ter illustratie: thuis hebben we niet minder dan 56 cd's van deze grootheid in de kast staan en dat is slechts maar een gedeelte van zijn totale oeuvre. Een droom ook voor festivaldirecteur Betrand Flamang die in vervulling gaat, want Rollins stond uiteraard al eerder op the wishlist van het de Gentse festival. Helaas doet Sonny niet zoveel concerten meer, en misschien was dit dan ook de allerlaatste kans om deze Jazz legende te strikken (al hopen we vurig van niet). Maar we moeten realistisch zijn. De laatste zestien jaar zagen we Rollins slechts vier keer op Belgische bodem, drie keer in Bozar Brussel en nu dus in Gent. Hoewel kansberekening niet aan ons besteed is leek het ons op z'n minst een goed idee om vriend en vijand te overtuigen dit concert absoluut niet te missen.
Eerste vaststelling: Sonny Rollins treedt in Gent aan met een bijna volledig nieuw kwartet muzikanten in vergelijking tot zijn laatste Brusselse concert in 2007. Alleen bassist en boezemvriend Bob Cranshaw is erbij. Cranshaw is voor Rollins wat Tony Garnier voor Bob Dylan is, een vaste waarde die al decennia meegaat. In het geval van Cranshaw zelfs vijf decennia. Deze bescheiden meesterknecht is slechts twee jaar jonger dan zijn baas, al zouden de meesten hem een stuk jonger inschatten, maar Rollins lijkt vastberaden om zijn vriend aan boord te houden. Vreemd genoeg is vaste trombonespeler Clifton Anderson wel (tijdelijk?) verdwenen uit de bezetting. In de plaats van dit alles kiest Sonny naast bassist Cranshaw dit keer voor drummer Kobie Watkins, percussionist Sammy Figueroa en gitarist Peter Bernstein, stuk voor stuk waardige muzikanten die geen egotripperij hoeven.
Rollins, die er vandaag met glazend wit hemd en grijs Afrokapsel wat uitziet als God de Vader, begint zijn set met twee nieuwe composities waarvan eentje naar eigen zeggen "Pantanjali" heet (genoemd naar een belangrijke Indische Yoga geleerde). Meteen maakt hij hiermee een duidelijk statement dat hij geen retro artiest is, maar eentje die blijvend op zoek gaat naar vernieuwing. Spijtig genoeg duiken er tijdens het eerste nummer wat problemen op met de microfoon maar men is er snel genoeg bij om Sonny te depanneren.
Het valt ons op dat Sonny wel fysiek een stuk verouderd lijkt tegenover zijn laatste concert in Brussel en wat slecht ter been loopt, maar dat neemt niet weg dat hij zijn instrument nog steeds krachtig weet te beroeren. Vooral als hij tijdens het derde nummer één van zijn typische calypso's inzet herwint Sonny zijn sterkte. Ongelooflijk hoe hij die onnavolgbare stroom noten en klanken aan mekaar blijft rijgen om telkens schijnbaar te verdwalen in zijn eigen improvisaties maar achteraf toch altijd weer op zijn pootjes terecht komt. Zelfs nu nog, op hoog bejaarde leeftijd, kan Sonny zijn tenorsax laten hijgen, grommen, blaffen, tieren en ronken zoals niemand anders dat kan. Meesterlijk!
Daartussen geeft hij ruim kansen aan zijn muzikanten om met hun eigen kunsten uit te pakken. Vooral gitarist Bernstein en drummer Watkins maken hiervan gretig gebruik maar in alle bescheidenheid en zonder echter de show te willen stelen.
Ook tijdens een rustig ingezette ballad accelereert Rollins na een tijdje en blaast de ziel uit het lijf. Geen enkele muzikant die wij kennen, of hij zou Toots Thielemans moeten heten, wordt al spelende zo één met zijn instrument. Als een muzikale Hunchback of Notre Dame kromt en strekt de jazzreus ritmisch de rug alsof hij zichzelf wil stroomlijnen met zijn saxofoon. Het zijn beelden die ons voor altijd zullen bijblijven.
Geen 'St Thoma's of 'Tenor Madness' dit keer op de setlist maar Sonny weet feestelijk af te sluiten met 'Don't Stop The Carnival', opnieuw een calypso en tegelijk één van zijn signature songs. Door de vurige uithalen uit zijn sax en wat bescheiden danspasjes die hij daarbij uitvoert laat hij de Gentse tent swingen dat het een lieve lust is. Ruim voldoende voor een staande ovatie terwijl het publiek beseft dat men hier één van de allerlaatste jazziconen van de Grote Generatie aan het werk heeft gezien. (Meer foto's)
Shake
maandag, juli 04, 2011
Bob Dylan kent zijn sterke momenten in Mainz
How many roads must a man walk down, before you'll call him a fan? Wat bezielde ons om op een zaterdag in de maand juni heen en terug acht honderd kilometer te reizen om Bob Dylan & Band in het Volkspark van Mainz, nabij het Duitse Frankfurt, voor de 27ste keer aan het werk te zien? Misschien omdat onze favoriete troubadour nu al ruim twee jaar lang de Lage Landen links had laten liggen op zijn Never Ending Tour en dat we goed en wel beseffen dat dit indrukwekkend tourneetje vroeg of laat even eindig zal blijken als andere dingen in dit leven? Misschien wilden we wel het effect van de triomfantelijke terugkeer van Charlie Sexton op het groepsgeluid van Dylan's Band empirisch onderzoeken? Maar mogelijk moeten we het antwoord gewoon zoeken in het feit dat enige momenten van gemeenschap in tijd en ruimte met The Columbia Recording Artist op zich ons al reden genoeg gaf om de lange afstandstrip te maken. Zodoende.
Omdat wij van kindsbeen af leerden onze tijd nuttig te besteden namen we onderweg wat Dylan gerelateerd studiemateriaal door in de vorm van bootlegs uit de voorbije jaren. Deze legden onmiskenbaar Dylan's sterktes bloot maar ook zijn zwaktes (up- & down-singing, staccato, onnozele keyboard solo's, etc....) en gedrukt met onze neus op deze onweerlegbare feiten plaatsten we sterke vraagtekens bij de kwaliteiten die Dylan als performer na zijn zeventigste verjaardag nog zou bezitten. Afwachten maar.
Aangekomen in het Volkspark merken we dat we lang niet de eersten zijn. Het grasveld dat zich aftekent als een natuurlijke arena is een uur voor de aangekondigde start van het concert al voor een vijfde gevuld. Er worden vandaag zo'n 8.000 aanwezigen verwacht en het concert is dan ook al weken uitverkocht. Het publiek bestaat uit meer jonge mensen dan verwacht, al kan niet ontkend worden dat de oudere garde toch nog steeds veruit de grootste groep uitmaakt.
Tijdens het wachten slaan we een praatje met een sympathieke Nederlander die vanavond zijn vijfendertigste Dylanconcert viert. Hij vraagt ons of wij het boek van "die landgenoot van ons" (Patrick Roefflaer nvdr) kennen want daar is hij helemaal weg van. Nederlanders met goede smaak, je komt ze niet alle dagen tegen.
Kwart over zeven, een kwartier later als op de kaart vermeld, verschijnen Dylan & band ten tonele. De groepsleden zijn gehuld in een bruin-beige pak met daaronder een zwart hemd. Ze doen me, vanop afstand gezien, een beetje denken aan The Beatles tijdens hun optreden in Shea Stadium, al klopt het model van de jasjes dan weer niet helemaal. Dylan draagt een stijlvol zwart pak, met witte streep op de kraag en op de broek. Met de zwarte hoed erbij en zijn grijsachtig ringbaardje oogt hij op en top als een 'Senor' van respectabele leeftijd. Een Spaans-Amerikaanse, geen Antwerpse welteverstaan.
Het orkest zet een feestelijke versie in van 'Rainy Day Women No.12 & 35' waarop Bob zich uitleeft op keyboards. De klanken die hij uit zijn instrument knijpt klinken als een showorgel. Sexton pakt uit met enkele flinke gitaarsolo's. Dylan kenners knipogen naar mekaar of steken hun duim omhoog. Plots lijkt Dylan zijn tekst vergeten. "They'll stone you everywhere.... Stone you here and there..." Hij moet er zelf om lachen, maar breekt al snel daarna de song af.
Bob's orgeltje eist een hoofdrol op in het prima vertolkte "Don't Think Twice, It's Allright" en vreemd genoeg werkt dat ook. De song swingt als gesmolten boter. Dit is genieten.
Bob komt center stage postvatten voor wat het absolute hoogtepunt van het optreden zal worden. Tijdens "Things Have Changed" kronkelt hij als een slang rond zijn microfoon terwijl hij de song een adembenemend gedreven versie meegeeft. De leadgitaar van Sexton zorgt voor extra verfijning. Dylan in bloedvorm!
Bob omgordt zijn gitaar voor 'Girl of the North Country', hetgeen vooral leuk is om te zien en iets minder om te horen. Maar niettemin vertolkt Dylan dit lied best goed zodat het genieten blijft.
Het tangoachtige 'Beyond Here Lies Nothing' blaft Dylan dreigend als een baardlijke duivel van zich af, terwijl hij zijn gitaar eerder als een wapen dan als een instrument gebruikt. De blik in zijn ogen spreekt boekdelen. Veel meer dan in 2009 verzorgt Bob het showelement tijdens zijn optreden, vooral als hij vooraan op het podium met of zonder gitaar postvat, misschien wel de grootste verandering ten goede.
Na dit nummer verdwijnt Dylan dan toch helaas weer achter zijn showorgeltje om 'The Lonesome Death of Hattie Carroll' om te buigen tot een Tom Waits-achtig walsje. De song heeft na bijna 50 jaar nog niets van zijn lyrische kracht verloren.
De fijne rockabilly 'Summer Days' komt deze keer helaas wat minder goed uit de verf, ondanks het fijne werk van Sexton. Dylan mompelt maar wat af en aan. Jammer.
Gelukkig herpakt Dylan zich, opnieuw center stage, tijdens (het eerste deel van) 'Tangled Up in Blue' waarin hij uitpakt met een bluesy solo op de mondharmonica maar daarna spijtig genoeg vervalt hij in één van zijn vocale zonden: het staccato zingen.
Tijdens het swingend blueske genaamd 'The Levee's Gonna Break' kan Bob naar hartelust schouderschuddend zijn keyboards beroeren, terwijl zijn bandleden aandachtig hun meester gadeslaan al was het maar om te weten wanneer ze de song moeten afronden.
Een tweede hoogtepunt vindt plaats als Dylan, opnieuw center stage, achter de microfoon verschijnt. 'Ballad of Hollis Brown' klinkt meer dan ooit als de aangrijpende ballade des doods die het altijd zou moeten zijn en wekt daarmee indruk.
'Highway 61' zit in een swingend jasje waarbij Dylan zich plotsklaps Jimmy Smith waant op zijn orgel. Helaas klinkt hij hier als Eugène Flagey in het Leugenpaleis.
'Desolation Row' hadden we liever niet (opnieuw nog eens) gehoord maar vonden we gelukkig beter dan gevreesd, ondanks wederom een hoop flauwekul op keyboards waar niemand echt beter van wordt.
Een slechte geluidsmix verneukt het machtige 'Thunder On The Mountain' en toegegeven Dylan zingt het ook echt niet goed. Dit hebben we eerder al veel beter gehoord.
'Ballad of a Thin Man' spijkert het niveau gelukkig weer op. Misschien omdat de meester voor even zijn handen van dat orgeltje houdt? Dylan klinkt hier als een Bijbelse profeet die met vlammende tong een onheilspellende toekomst voorspelt. Something's happening here... Jawohl!
De bissen. Dylan kent zijn prijsbeesten door en door: 'Like a Rolling Stone' natuurlijk (aaaaaaaaaaargh, dat orgel!), een denderend maar ook niet volledig geslaagd 'All Along the Watchtower' en tenslotte een flauw 'Blowin' In The Wind'. Daarna is het tijd om applaus in ontvangst te nemen, huppelend het podium te verlaten en in de tourbus te duiken die we enige minuten later, het is stipt 21 uur, het terrein zien afbollen, nieuwe einders tegemoet.
Was dit allemaal de moeite en de verre reis waard? Zeker, al was het maar omwille van het feit dat Dylan's zwakkere songversies vaak nog beter zijn dan volledige oeuvres van vele andere artiesten. Maar ook omdat we in Mainz opnieuw enkele zeer sterke momenten hebben beleefd, die tot het allerbeste behoren van wat we Dylan in een periode van bijna 30 jaar hebben zien doen. Dylan slaagt er nog steeds in om voor verrassingen te zorgen. Hopelijk besluit hij spoedig om hiermee nog eens in de Lage Landen uit te pakken. (Meer foto's)
Shake